ECLI:NL:CRVB:2020:1362
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de beëindiging van ziekengeld op basis van medische geschiktheid
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam, waarin de beëindiging van zijn ziekengeld door het Uwv werd bevestigd. Appellant, die als medewerker in een shoarmazaak werkte, had zich op 7 juli 2017 ziek gemeld met psychische klachten. Het Uwv beëindigde zijn recht op ziekengeld per 11 januari 2018, na een beoordeling door een verzekeringsarts. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen reden was om te twijfelen aan de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Appellant voerde in hoger beroep aan dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn klachten en beperkingen, maar de Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank. De Raad concludeerde dat appellant geen nieuwe medische gegevens had ingediend die de eerdere conclusies konden ondermijnen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.