ECLI:NL:CRVB:2020:1395
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de vrijwillige verzekering door het Uwv en de rechtsvormwijziging van een onderneming
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Overijssel. De appellant, een directeur-grootaandeelhouder (DGA) van een B.V., had zijn vrijwillige verzekering bij het Uwv beëindigd, maar het Uwv had deze verzekering met terugwerkende kracht beëindigd per 24 juli 2017. De appellant stelde dat hij sinds 28 april 2008 niet meer tot de kring van verzekerden behoorde, omdat hij zijn eenmanszaak had omgezet naar een B.V. en dat de vrijwillige verzekering van rechtswege was beëindigd. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die een andere beslissing rechtvaardigden. De Raad oordeelde dat de vrijwillige verzekering pas door het Uwv kan worden beëindigd als aan de voorwaarden van artikel 67a van de Ziektewet (ZW) is voldaan. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank, omdat de appellant niet had aangetoond dat het Uwv eerder op de hoogte was van de wijziging van de rechtsvorm van zijn onderneming. De Raad concludeerde dat het hoger beroep van de appellant niet slaagde en dat de aangevallen uitspraak moest worden bevestigd. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.