ECLI:NL:CRVB:2020:1396
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek door Uwv
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant, die zich ziek had gemeld vanwege rug- en knieklachten, ontving aanvankelijk een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Later kwamen daar psychische klachten bij, maar het Uwv concludeerde dat de appellant na de voorgeschreven wachttijd niet meer recht had op een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA), omdat hij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De appellant werd geschikt geacht voor verschillende functies, waarna hij weer een WW-uitkering ontving.
De appellant heeft in hoger beroep aangevoerd dat de informatie van DC Verzuim Diagnostiek en de behandelend psychiater niet met elkaar overeenkomt, en dat de rechtbank een psychiater had moeten inschakelen om de geschiktheid van de appellant voor arbeid te onderzoeken. De Raad heeft echter geoordeeld dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen van het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd en dat er geen twijfel bestaat over de uitkomst van dit onderzoek. De Raad onderschrijft de conclusie van de rechtbank dat de appellant geschikt is voor ten minste één van de functies die eerder zijn vastgesteld.
De Raad heeft vastgesteld dat het Uwv op goede gronden het recht op ziekengeld van de appellant per 18 september 2017 heeft beëindigd. De overwegingen van de rechtbank worden bevestigd, en het hoger beroep van de appellant wordt afgewezen. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.