Uitspraak
18.1409 PW
OVERWEGINGEN
artikel 54, vierde lid, van de PW met ingang van 1 augustus 2017 ingetrokken op de grond dat appellant de gevraagde gegevens niet binnen de gestelde termijn heeft ingeleverd.
Centrale Raad van Beroep
Op 7 januari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De zaak betreft een appellant die bijstand ontving op grond van de Participatiewet (PW). Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg had de bijstandsverlening opgeschort omdat de appellant niet was verschenen op een gesprek en geen bankafschriften had ingeleverd. Ondanks herhaalde uitnodigingen om de benodigde gegevens te verstrekken, heeft de appellant verzuimd om hieraan te voldoen. De rechtbank verklaarde het beroep van de appellant tegen het besluit van het college ongegrond, omdat de appellant zelf verantwoordelijk is voor het tijdig inleveren van de gevraagde stukken.
In hoger beroep herhaalde de appellant zijn eerdere argumenten, waaronder dat het college hem ook telefonisch had moeten benaderen. De Raad oordeelde echter dat de rechtbank terecht had geoordeeld en dat de appellant voldoende gelegenheid had gekregen om de benodigde informatie te verstrekken. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de appellant om kennis te nemen van post en de noodzaak om tijdig te reageren op verzoeken van het college.