ECLI:NL:CRVB:2020:1400

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
3 juli 2020
Publicatiedatum
7 juli 2020
Zaaknummer
19/4776 ZVW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens niet tijdige betaling griffierecht

In deze zaak heeft appellant, woonachtig in Spanje, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 23 september 2019. De Centrale Raad van Beroep heeft op 3 juli 2020 uitspraak gedaan in deze zaak, geregistreerd onder nummer 19/4776 ZVW. De kern van de zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep, omdat het griffierecht niet tijdig is betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het verschuldigd griffierecht van € 128,- door de indiener van het beroepschrift te betalen. Appellant is herhaaldelijk gewezen op deze verplichting, zowel in een brief van 4 december 2019 als in een aangetekende brief van 4 januari 2020. In deze brieven werd aangegeven dat het griffierecht uiterlijk 28 dagen na verzending van de eerste brief op de aangegeven bankrekening moest zijn bijgeschreven.

Ondanks deze waarschuwingen heeft appellant het griffierecht niet binnen de gestelde termijn betaald en ook geen verzoek ingediend om ontheffing van de betaling. De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het beroepschrift daardoor niet tijdig is ingediend en dat er geen reden is om aan te nemen dat appellant niet in verzuim is geweest. Gezien deze omstandigheden heeft de Raad besloten het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk te verklaren, zonder verder onderzoek te doen naar de inhoud van de zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier, en is openbaar uitgesproken op 3 juli 2020.

Uitspraak

19/4776 ZVW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
23 september 2019, 18/7733 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te Spanje (appellant)
het Centraal Administratiekantoor
Datum uitspraak: 3 juli 2020
PROCESVERLOOP
Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.

OVERWEGINGEN

In artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat van de indiener van het beroepschrift een griffierecht wordt geheven. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Bij brief van 4 december 2019 is appellant erop gewezen dat een griffierecht van € 128,- is verschuldigd, en is medegedeeld dat dit bedrag uiterlijk 28 dagen na de dag van verzending van de brief op de in die brief genoemde bankrekening moet zijn bijgeschreven. Tevens is erop gewezen dat appellant binnen de gestelde termijn een beroep kan doen op betalingsonmacht.
Bij aangetekende brief van 4 januari 2020 is appellant nogmaals gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en is medegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de datum van deze brief dient te zijn bijgeschreven op de in die brief genoemde bankrekening dan wel contant moet zijn betaald op het bezoekadres van de Raad. Daarbij is erop gewezen dat als het griffierecht niet tijdig wordt betaald, appellant er rekening mee moet houden dat het (hoger) beroep niet inhoudelijk behandeld zal worden.
Het griffierecht is niet binnen de termijn betaald. Evenmin heeft appellant een verzoek gedaan om ontheffing van de betaling van griffierecht.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Op grond van de beschikbare gegevens kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat de indiener niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van P.A.M. Hulsdouw als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 3 juli 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) P.A.M. Hulsdouw
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden.