ECLI:NL:CRVB:2020:1468
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Intrekking van bijstandsverlening na niet verschijnen op gesprek
In deze zaak gaat het om de intrekking van de bijstandsverlening aan appellant door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam. Appellant ontving sinds 26 februari 2010 bijstand op grond van de Participatiewet (PW). In het kader van een onderzoek naar de rechtmatigheid van de bijstand, werd appellant uitgenodigd voor een gesprek op 13 september 2017, maar hij verscheen niet. Het college schorste daarop de bijstand en nodigde appellant opnieuw uit voor een gesprek op 20 september 2017, maar ook hier verscheen hij niet. Uiteindelijk werd de bijstand met terugwerkende kracht ingetrokken per 13 september 2017.
Appellant ging in beroep tegen deze intrekking, maar de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond. In hoger beroep stelde appellant dat hij de uitnodigingen niet had ontvangen, maar de Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het college aannemelijk had gemaakt dat de uitnodigingsbrieven in de brievenbus van appellant waren gedeponeerd. De Raad bevestigde dat het college bevoegd was om de bijstand in te trekken, omdat appellant niet had voldaan aan de verzoeken om informatie en niet op de gesprekken was verschenen. De Raad concludeerde dat de intrekking van de bijstand rechtmatig was en bevestigde de uitspraak van de rechtbank.