ECLI:NL:CRVB:2020:1535

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
21 juli 2020
Publicatiedatum
21 juli 2020
Zaaknummer
19/4510 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens verzuim in het indienen van beroepsgronden

Op 21 juli 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, dat hoger beroep had ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. Het hoger beroep was ingesteld tegen de uitspraak van 10 september 2019, met zaaknummer 19/2346. Het college had verzuimd om binnen de gestelde termijnen de gronden van het beroep in te dienen. Ondanks herhaalde verzoeken en termijnen om dit verzuim te herstellen, heeft het college geen gronden ingediend. De Raad oordeelde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat er geen gronden waren ingediend en er geen verontschuldigingen waren voor het verzuim. De aangevallen uitspraak bleef in stand, en het college werd verplicht om een griffierecht van € 519,- te betalen. De uitspraak werd gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van griffier D.W.M. Kaldenhoven, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Datum uitspraak: 21 juli 2020
19/4510 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van
10 september 2019, 19/2346
Partijen:
het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (college)
[naam] te [woonplaats]

PROCESVERLOOP

Het college heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 11 november 2019 is het college in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
Het college heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 12 december 2019 is aan het college nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is het college erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk wordt behandeld.
Het college heeft ook die termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij brief van 5 februari 2020, bij de Raad ontvangen op 11 februari 2020, heeft het college verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden. Dit is na afloop van de in de brief van 12 december 2019 gestelde termijn.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Nu de aangevallen uitspraak in stand blijft, dient van het college een griffierecht van
€ 519,- te worden geheven.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep:
  • verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
  • bepaalt dat van het college een griffierecht van € 519,- wordt geheven.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van
D.W.M. Kaldenhoven als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op
21 juli 2020.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) D.W.M. Kaldenhoven
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.