ECLI:NL:CRVB:2020:1547
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van ZW-uitkering na medisch onderzoek en geschiktheid voor arbeid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 21 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die als assistente bedrijfsarts werkte, had zich ziek gemeld terwijl zij een WW-uitkering ontving. Het Uwv had haar een ZW-uitkering toegekend, maar concludeerde na medisch onderzoek dat zij per 30 juli 2018 geschikt was voor haar eigen werk. Appellante was het hier niet mee eens en stelde dat haar schouderklachten niet in de beoordeling waren meegenomen. De rechtbank had het beroep van appellante ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat appellante geen nieuwe medische gegevens had overgelegd die haar stelling konden ondersteunen. De uitspraak bevestigde dat het hoger beroep niet slaagde en dat de eerdere beslissing van de rechtbank moest worden gehandhaafd.