ECLI:NL:CRVB:2020:1592
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering nabestaandenuitkering op basis van arbeidsongeschiktheid en kostenvergoeding in bezwaar
Op 23 juli 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft de weigering van de Sociale verzekeringsbank (Svb) om een nabestaandenuitkering toe te kennen aan appellante, omdat zij minder dan 45% arbeidsongeschikt werd geacht. Appellante had eerder een nabestaandenuitkering ontvangen, maar deze was ingetrokken omdat zij niet langer arbeidsongeschikt werd geacht. Na het overlijden van haar echtgenoot op 17 mei 2015, diende zij opnieuw een aanvraag in op 3 juli 2017. De Svb weigerde deze aanvraag op 9 augustus 2017, wat leidde tot een bezwaar dat door de Svb op 25 juni 2018 ongegrond werd verklaard.
In hoger beroep stelde de gemachtigde van appellante dat het onderzoek dat aan de weigering ten grondslag lag onzorgvuldig was en dat er een onjuiste uitspraak was gedaan. Echter, de Raad oordeelde dat de gronden voor onzorgvuldigheid niet onderbouwd waren en dat de Svb terecht had geweigerd om de kosten van de bezwaarprocedure te vergoeden. De Raad verduidelijkte dat er geen sprake was van herroeping van het besluit, zoals vereist voor kostenvergoeding volgens artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.