Uitspraak
18.4660 WIA
OVERWEGINGEN
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak gaat het om de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid van appellant, die als productiemedewerker werkzaam was en op 10 september 2012 uitviel wegens lichamelijke klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had eerder aan appellant een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid op 100% was vastgesteld. Na een verzoek tot herbeoordeling door de ex-werkgever van appellant, heeft het Uwv op 7 september 2016 vastgesteld dat appellant met ingang van 29 augustus 2016 36,86% arbeidsongeschikt is. Appellant heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het Uwv ongegrond werd verklaard. De rechtbank Den Haag heeft het beroep van appellant tegen dit besluit ongegrond verklaard, waarna appellant in hoger beroep ging.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was en dat er onvoldoende rekening is gehouden met zijn klachten. De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het medisch onderzoek door het Uwv zorgvuldig is uitgevoerd. De Raad onderschrijft de overwegingen van de rechtbank en oordeelt dat de verzekeringsartsen de beperkingen van appellant op de datum in geding niet hebben onderschat. De Raad bevestigt dat appellant, uitgaande van de belastbaarheid zoals neergelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML), geschikt is voor de aan de schatting ten grondslag gelegde functies. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.