ECLI:NL:CRVB:2020:1706
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering na zorgvuldig medisch onderzoek en beoordeling van arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Holland. Appellante, die zich op 9 februari 2015 ziek meldde met lichamelijke en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde deze uitkering, omdat appellante minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht op basis van een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 12 december 2017. De rechtbank had het beroep van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Centrale Raad oordeelde dat het Uwv de belastbaarheid van appellante correct had vastgesteld en dat appellante in staat was om de geselecteerde functies te vervullen. De Raad benadrukte dat de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige zorgvuldig te werk waren gegaan en dat er voldoende medische informatie was verzameld. Appellante had in hoger beroep geen nieuwe objectieve medische gegevens ingebracht die de eerdere beoordeling konden onderbouwen. De Raad volgde de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde.
De uitspraak bevestigde de eerdere beslissing van de rechtbank en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door A.T. de Kwaasteniet, met C.I. Heijkoop als griffier.