ECLI:NL:CRVB:2020:1708

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
31 juli 2020
Publicatiedatum
4 augustus 2020
Zaaknummer
19/4374 PW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Verzet
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 31 juli 2020 uitspraak gedaan in het verzet van appellant tegen een eerdere uitspraak van 10 maart 2020, waarin het hoger beroep van appellant niet-ontvankelijk was verklaard. De aanleiding voor het verzet was de niet tijdige betaling van het griffierecht, wat volgens de Raad het gevolg was van een ongelukkige samenloop van omstandigheden die niet volledig aan appellant te wijten waren. De Raad heeft vastgesteld dat appellant niet in verzuim is geweest en heeft het verzet gegrond verklaard. Hierdoor vervalt de eerdere uitspraak van 10 maart 2020 en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Tevens is het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug veroordeeld in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van € 262,50 voor verleende rechtsbijstand.

De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier C.I. Heijkoop, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum. De uitspraak betreft een procedure die is ingeleid door appellant, die in hoger beroep ging tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De Raad heeft in deze uitspraak de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht toegepast, met name de artikelen die betrekking hebben op verzet en hoger beroep.

Uitspraak

Datum uitspraak: 31 juli 2020
19/4374 PW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 12 september 2019, 19/2121 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het dagelijks bestuur van de Regionale Dienst Werk en Inkomen Kromme Rijn Heuvelrug (dagelijks bestuur)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 10 maart 2020 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. N.S. van der Vliet verzet gedaan.
Het verzet is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 19 juni 2020. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 10 maart 2020 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet (volledig) binnen de in de brief van 2 december 2019 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
In verzet is gebleken dat appellant niet in verzuim is geweest. Door een ongelukkige samenloop van omstandigheden die in ieder geval deels niet aan appellant te wijten is, is er sprake van niet tijdige betaling van het griffierecht.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
10 maart 2020 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
De Raad ziet aanleiding het dagelijks bestuur te veroordelen in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van € 262,50 voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
  • verklaart het verzet gegrond;
  • veroordeelt het dagelijks bestuur in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van € 262,50.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van C.I. Heijkoop als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2020.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) C.I. Heijkoop
IvR