ECLI:NL:CRVB:2020:1812
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten rechtsbijstand en verrekening van bruto inkomsten met IOAW-uitkering
Op 11 augustus 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg. De zaak betreft een afwijzing van een aanvraag voor bijzondere bijstand door appellante, die kosten voor rechtsbijstand had gemaakt. Appellante ontving sinds 1 april 2013 een uitkering op basis van de IOAW en had daarnaast inkomsten uit freelance werkzaamheden. De aanvraag voor bijzondere bijstand werd afgewezen omdat de kosten al vóór de aanvraag waren voldaan. Appellante had op 21 oktober 2016 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ter hoogte van € 129,- voor de eigen bijdrage rechtsbijstand, maar het college van burgemeester en wethouders van Sittard-Geleen stelde dat de kosten al betaald waren op het moment van de aanvraag.
De rechtbank had eerder het beroep van appellante tegen de afwijzing ongegrond verklaard. In hoger beroep voerde appellante aan dat de besluitvorming van het college onzorgvuldig was, omdat de werkzaamheden van rechtsbijstand kort na het intakegesprek beginnen en de betalingstermijn gebruikelijk twee weken is. De Raad oordeelde echter dat appellante de aanvraag om bijzondere bijstand had moeten indienen voordat de kosten waren voldaan, en dat er geen omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigden.
Daarnaast werd de verrekening van de bruto inkomsten van appellante met de IOAW-uitkering besproken. De Raad bevestigde dat het college terecht de bruto inkomsten had verrekend met de IOAW-grondslag, ongeacht het feit dat appellante belasting moest afdragen over deze inkomsten. Uiteindelijk werd het hoger beroep afgewezen en de aangevallen uitspraak bevestigd, zonder veroordeling tot schadevergoeding of proceskosten.