ECLI:NL:CRVB:2020:1851
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag inzake AOW zonder ingediende beroepsgronden
Op 13 augustus 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/1197 AOW. Het hoger beroep was ingesteld door appellante, vertegenwoordigd door mr. M.K. Bhadai, tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag van 7 februari 2020. In deze procedure was het van belang dat het beroepschrift de gronden van het beroep diende te bevatten, zoals voorgeschreven in artikel 6:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Echter, het ingediende beroepschrift bevatte geen gronden. De gemachtigde van appellante kreeg de gelegenheid om dit verzuim binnen vier weken te herstellen, maar heeft deze termijn ongebruikt laten verstrijken. Vervolgens werd er een tweede kans geboden met een nieuwe termijn van vier weken, maar ook deze termijn werd niet benut.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat er geen beroepsgronden waren ingediend en er geen redenen waren aangevoerd voor het verzuim. De Raad besloot zonder verder onderzoek en zonder aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van griffier E. Blijleven-de Vries, en werd openbaar uitgesproken op dezelfde datum.