ECLI:NL:CRVB:2020:1887

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
18 augustus 2020
Publicatiedatum
18 augustus 2020
Zaaknummer
20-399 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-tijdige indiening van beroepsgronden in hoger beroep tegen uitspraak rechtbank Den Haag

Op 18 augustus 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak met nummer 20/399 PW. Het hoger beroep was ingesteld door appellant, vertegenwoordigd door F. Elidrissi, tegen een uitspraak van de rechtbank Den Haag van 29 november 2019. De Centrale Raad van Beroep heeft vastgesteld dat de gronden van het hoger beroep niet tijdig zijn ingediend. De gemachtigde van appellant had eerder verzuim om de gronden in te dienen, en ondanks een verlenging van de termijn tot 16 april 2020, zijn de beroepsgronden pas op 1 juni 2020 digitaal ingediend. De Raad oordeelde dat er geen geldige redenen waren voor het verzuim en dat de omstandigheden die door de gemachtigde van appellant werden aangevoerd, onvoldoende waren om het verzuim te verontschuldigen. Hierdoor werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard, zonder verdere inhoudelijke behandeling van de zaak. De uitspraak werd gedaan in het openbaar en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

Datum uitspraak: 18 augustus 2020
20/399 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van
29 november 2019, 19/3217 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft F. Elidrissi hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

In artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), is bepaald dat het beroepschrift de gronden van het beroep dient te bevatten. Ingevolge artikel 6:24 van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Het ingediende beroepschrift bevat geen gronden.
Bij brief van 20 februari 2020 is de gemachtigde van appellant in de gelegenheid gesteld dit verzuim binnen vier weken te herstellen.
De gemachtigde van appellant heeft bij brief van 23 maart 2020 verzocht om uitstel voor het indienen van de gronden waarop het hoger beroep berust. De Raad heeft bij brief van
24 maart 2020 dit verzoek ingewilligd en de termijn voor het indienen van de beroepsgronden verlengd tot en met 16 april 2020.
De gemachtigde van appellant heeft deze termijn ongebruikt voorbij laten gaan.
Bij aangetekende brief van 28 april 2020 is aan de gemachtigde van appellant nogmaals de gelegenheid geboden de beroepsgronden in te dienen. Daarbij is een termijn van vier weken gesteld en is appellant erop gewezen dat overschrijding van die termijn tot gevolg zal hebben dat de zaak niet inhoudelijk zal worden behandeld.
De beroepsgronden zijn digitaal ingediend en ontvangen op 1 juni 2020. Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat de beroepsgronden niet tijdig zijn ingediend.
Niet is gebleken van redenen die een verontschuldiging vormen voor dit verzuim. De gestelde omstandigheden dat de gemachtigde van appellant in het begin zijn cliënt niet kon bereiken en daarna ziek is geworden, waardoor hij niet kon werken, zijn daartoe onvoldoende. De gemachtigde van appellant had bijvoorbeeld opnieuw om uitstel kunnen vragen. Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door E.C.R. Schut, in tegenwoordigheid van N. Khachatryan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2020.
(getekend) E.C.R. Schut
(getekend) N. Khachatryan
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.