Uitspraak
19 september 2019, 18/5035 (aangevallen uitspraak)
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 augustus 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 19 september 2019. Het hoger beroep is niet-ontvankelijk verklaard omdat appellant het verschuldigde griffierecht van € 128,- niet tijdig heeft betaald en het beroepschrift te laat is ingediend. Appellant had op 25 februari 2020 een brief ontvangen waarin hij werd gewezen op de verplichting tot betaling van het griffierecht, met een deadline van 28 dagen. Ondanks een tweede herinnering op 27 maart 2020, is het griffierecht niet binnen de gestelde termijn voldaan.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. In dit geval is het beroepschrift digitaal ingediend op 20 november 2019, wat betekent dat het niet tijdig was, aangezien de termijn al was verstreken. Appellant voerde aan dat hij de uitspraak pas op 8 november 2019 had ontvangen, maar de Raad oordeelde dat het risico van een te late indiening voor rekening van appellant komt, vooral omdat de rechtbank de uitspraak op 19 september 2019 per aangetekende post had verzonden.
De Centrale Raad van Beroep concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat appellant niet in verzuim was geweest. Daarom werd het hoger beroep zonder verder onderzoek niet-ontvankelijk verklaard. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd gedaan door E.C.R. Schut, met N. Khachatryan als griffier, en is openbaar uitgesproken op 18 augustus 2020.