In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellant tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam, waarin het beroep ongegrond werd verklaard. Appellant, geboren in 1943 in Marokko, had in juni 2008 een ouderdomspensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet (AOW) aangevraagd. De Sociale verzekeringsbank (Svb) had deze aanvraag afgewezen, omdat niet was gebleken dat appellant verzekerd was geweest voor de AOW. Appellant heeft meerdere herzieningsverzoeken ingediend, maar de Svb bleef bij zijn standpunt. In een besluit van 11 oktober 2016 werd appellant met ingang van december 2011 een ouderdomspensioen toegekend, maar met een korting van 98% voor niet verzekerde jaren. Appellant maakte bezwaar tegen de ingangsdatum en de korting, wat leidde tot een bestreden besluit van de Svb waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard.
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat de Svb niet aannemelijk heeft gemaakt dat appellant niet verzekerd is geweest voor de AOW. De Raad volgt de Svb in de conclusie dat er discrepanties zijn tussen de gegevens van appellant en die van een andere persoon, [naam X], maar stelt dat dit niet voldoende is om te concluderen dat appellant niet verzekerd is geweest. De Raad vernietigt de aangevallen uitspraak en verklaart het beroep gegrond, waarbij het bezwaar tegen het oorspronkelijke toekenningsbesluit ongegrond wordt verklaard. De Svb wordt veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellant.