ECLI:NL:CRVB:2020:204

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
16 januari 2020
Publicatiedatum
29 januari 2020
Zaaknummer
18/3133 ZW-PV
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van Ziektewet-uitkering en de zorgvuldigheid van het Uwv

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. De appellant, die zijn Ziektewet (ZW) uitkering betwistte, had in eerste instantie bezwaar gemaakt tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 20 juni 2017, waarin zijn uitkering per 13 april 2017 werd beëindigd. De rechtbank had het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep heeft deze uitspraak bevestigd.

De Raad oordeelde dat de besluiten van het Uwv zorgvuldig waren voorbereid en dat er geen reden was om de medische en arbeidskundige grondslag van het ZW-besluit niet juist te achten. De Raad volgde de rechtbank in haar oordeel dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag lag, niet onzorgvuldig of onjuist was. De artsen van het Uwv hadden het dossier bestudeerd en zowel lichamelijk als psychisch onderzoek verricht. De rechtbank had geen aanleiding gezien om een onafhankelijke deskundige in te schakelen, en de Raad deelde deze mening.

Appellant had in hoger beroep voornamelijk herhalingen van eerdere argumenten aangevoerd, en de Raad concludeerde dat er voldoende medische gegevens aanwezig waren om de besluiten van het Uwv te onderbouwen. Er was geen twijfel aan de juistheid van de medische visie van de verzekeringsartsen, en daarom werd het verzoek om een deskundige niet gevolgd. De Raad besloot dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd in het openbaar gedaan, en de griffier heeft het proces-verbaal ondertekend.

Uitspraak

18.3133 ZW-PV

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 26 april 2018, 17/7470 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 16 januari 2020
Zitting heeft: A.T. de Kwaasteniet
Griffier: C.I. Heijkoop
Ter zitting zijn verschenen: appellant, bijgestaan door mr. M.A. van de Weerd en het Uwv, vertegenwoordigd door mr. W. de Rooy-Bal.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze beslissing is uitgesproken in het openbaar. Zij is gebaseerd op de volgende overwegingen.
Bij besluit van 25 oktober 2017 (bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van appellant tegen het besluit van 20 juni 2017 ongegrond verklaard. Bij dat laatstgenoemde besluit heeft het Uwv de uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) van appellant per 13 april 2017 beëindigd, omdat hij vanaf de datum van zijn ziekmelding op 13 april 2017 nog steeds geschikt moet worden geacht voor één van de functies waarvoor hij eerder geschikt is geacht, namelijk de functie van inpakker. Appellant was daarom niet ongeschikt voor zijn maatgevende arbeid.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellant ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt onzorgvuldig of onjuist te achten. De artsen van het Uwv hebben het dossier bestudeerd en lichamelijk en psychisch onderzoek verricht. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de artsen blijkens hun rapporten alle door appellant naar voren gebrachte klachten en alle beschikbare medische informatie bij hun beoordeling betrokken en inzichtelijk meegewogen. Voor het inschakelen van een onafhankelijke deskundige is volgens de rechtbank geen aanleiding. Het beroep van appellant op het zogenoemde Korošec-arrest is afgewezen.
Wat appellant in hoger beroep naar voren heeft gebracht vormt in essentie een herhaling van wat hij in bezwaar en beroep heeft gesteld. De rechtbank wordt gevolgd in het oordeel dat de besluiten zorgvuldig door het Uwv zijn voorbereid. Tevens wordt de rechtbank gevolgd in het oordeel dat er geen reden is om de medische en arbeidskundige grondslag van het
ZW-besluit niet juist te achten.
Het nadrukkelijke verzoek van appellant in hoger beroep om inschakeling van een deskundige wordt niet gevolgd. Evenals de rechtbank ziet de Raad daarvoor onvoldoende aanleiding. In het dossier zijn veel medische gegevens aanwezig, er is eigen onderzoek gedaan door de verzekeringsartsen en de noodzakelijke twijfel aan de juistheid van de medische visie van de verzekeringsartsen ontbreekt.
Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.
Waarvan proces-verbaal.
De griffier. Het lid van de enkelvoudige kamer.
(getekend) C.I. Heijkoop (getekend) A.T. de Kwaasteniet