ECLI:NL:CRVB:2020:2110
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bijstandsaanvraag van dakloze door onvoldoende controleerbare gegevens over verblijfplaatsen
Op 18 april 2018 diende appellante, een dakloze vrouw, een aanvraag om bijstand in op basis van de Participatiewet. In haar aanvraag gaf zij aan dat zij een jaar in een garagebox had geslapen en de laatste twee weken bij een vriend, wiens gegevens zij niet kon verstrekken. Het college van burgemeester en wethouders van Tilburg vroeg om aanvullende informatie, maar appellante voldeed niet aan de inlichtingenverplichting. Na een onderzoek concludeerde het college dat appellante onvoldoende duidelijkheid had gegeven over haar woon- en leefsituatie, wat leidde tot de afwijzing van haar aanvraag op 14 mei 2018.
De voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant verklaarde het beroep van appellante tegen deze afwijzing ongegrond. De rechtbank oordeelde dat appellante geen controleerbare gegevens had over haar verblijfplaatsen en dat zij niet was verschenen op een uitnodiging voor een gesprek met het college. In hoger beroep herhaalde appellante grotendeels haar eerdere argumenten, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank. De Raad benadrukte dat de bewijslast voor bijstandbehoevendheid bij de aanvrager ligt, ook als deze dakloos is. Aangezien appellante niet voldoende gegevens had verstrekt, kon het college niet vaststellen of zij recht had op bijstand.
De Raad concludeerde dat het hoger beroep niet slaagde en bevestigde de eerdere uitspraak. Er was geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.