ECLI:NL:CRVB:2020:2217

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 september 2020
Publicatiedatum
18 september 2020
Zaaknummer
20/699 ANW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 september 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellante tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De appellante had het beroepschrift op 18 februari 2020 ingediend, terwijl de termijn voor indiening op basis van de Algemene wet bestuursrecht zes weken bedraagt en begon op de dag na de bekendmaking van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam op 17 december 2019. De Raad oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat het pas na de termijn was ontvangen.

De gemachtigde van appellante voerde aan dat het beroepschrift op 24 januari 2020 ter post was bezorgd, maar er was geen bewijs overgelegd dat dit ook daadwerkelijk was gebeurd. De Raad benadrukte dat het risico van niet-aangetekende verzending in beginsel voor rekening van de afzender komt. Aangezien er geen reden was om van dit uitgangspunt af te wijken, werd het hoger beroep als kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak werd gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier.

De beslissing is openbaar uitgesproken en belanghebbenden hebben de mogelijkheid om binnen zes weken na verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet te doen.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 september 2020
20/699 ANW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van
12 december 2019, 19/2686 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats], Tunesië (appellante)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

M.H. Haddad heeft als gemachtigde van appellante hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 17 december 2019 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 18 februari 2020 ontvangen.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 27 februari 2020 is aan de gemachtigde van appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
De gemachtigde van appellante heeft daarop bij brief van 25 maart 2020 geantwoord dat het hoger beroep binnen de daarvoor voorgeschreven wettelijke termijn is ingediend, te weten op 24 januari 2020, en dat wegens het uitblijven van de ontvangstbevestiging op 15 februari 2020 is gerappelleerd. Bij de brief is een kopie gevoegd van een hoger beroepschrift van 24 januari 2020.
Bij schrijven van 8 juli 2020 is de gemachtigde van appellante verzocht binnen vier weken een bewijs te overleggen waaruit blijkt dat het hoger beroep op 24 januari 2020 ter post is bezorgd.
De gemachtigde van appellante heeft bij brief van 15 juli 2020 geantwoord dat het hoger beroepschrift per gewone post is verzonden op 24 januari 2020 en dat wegens uitblijven van de ontvangstbevestiging op 15 februari 2020 is gerappelleerd.
Een bewijs dat het hoger beroep op 24 januari 2020 ter post is bezorgd is niet overgelegd.
Wat appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest. Volgens vaste rechtspraak komt het risico van niet-aangetekende verzending in beginsel voor rekening van de afzender. Er is geen reden om in dit geval van dit uitgangspunt af te wijken.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 september 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) T. Hemelrijk-van den Oudenalder
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.