ECLI:NL:CRVB:2020:2250
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de wegingsfactor in proceskosten bij hoger beroep in sociale zekerheidsrecht
In deze zaak heeft appellante, een eigenrisicodrager onder de Ziektewet, hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant. De rechtbank had het beroep van appellante tegen een besluit van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) ongegrond verklaard en daarbij een wegingsfactor van 0,5 voor de proceskosten vastgesteld. Appellante was van mening dat deze wegingsfactor onjuist was en verzocht om een herziening van de proceskostenvergoeding.
De Centrale Raad van Beroep heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de rechtbank terecht de wegingsfactor van 0,5 had toegepast. De Raad oordeelde dat het beroepschrift van appellante enkel gericht was op het verkrijgen van een voor bezwaar en beroep vatbaar besluit, en dat er geen aanleiding was om de wegingsfactor te herzien. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten, aangezien het Uwv al eerder had beslist op het verzoek van appellante.
De uitspraak werd gedaan door A.T. de Kwaasteniet, met M.D.F. de Moor als griffier. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 23 september 2020.