ECLI:NL:CRVB:2020:2388
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging WGA-uitkering en medische beoordeling van beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 7 oktober 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van de WGA-uitkering van appellante. Appellante, die sinds 15 juli 2013 uitgevallen was door fysieke en later psychische klachten, had een loongerelateerde WGA-uitkering ontvangen die op 13 juli 2017 beëindigd werd door het Uwv, omdat de maximumduur was bereikt. Appellante heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het Uwv handhaafde de beslissing na een medisch onderzoek door een verzekeringsarts. De rechtbank Den Haag verklaarde het beroep van appellante ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad van Beroep.
De Raad heeft beoordeeld of het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en of de beperkingen van appellante correct zijn weergegeven in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). De Raad concludeert dat het medisch onderzoek voldoende zorgvuldig is geweest en dat de rechtbank terecht oordeelde dat de FML de beperkingen van appellante juist weergeeft. Appellante voerde aan dat haar klachten, waaronder fibromyalgie, niet goed waren ingeschat, maar de Raad onderschrijft de motivering van de rechtbank dat de geselecteerde functies medisch passend zijn voor appellante.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en wijst het hoger beroep van appellante af. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.