ECLI:NL:CRVB:2020:2602
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning ouderdomspensioen en terugwerkende kracht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant die in de Volksrepubliek China woont. De appellant ontving sinds juli 2005 een ouderdomspensioen op basis van de Algemene Ouderdomswet (AOW), maar dit pensioen werd bij besluit van 18 november 2015 geschorst en beëindigd per 1 november 2015, omdat hij geen levensbewijs had overgelegd. Na een nieuwe aanvraag in maart 2019, werd hem met terugwerkende kracht vanaf februari 2018 een ouderdomspensioen toegekend. De appellant was het niet eens met het besluit van de Sociale verzekeringsbank (Svb) dat geen sprake was van een bijzonder geval voor verdere terugwerkende kracht van het pensioen.
De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van de appellant ongegrond verklaard, en de Centrale Raad van Beroep bevestigde deze uitspraak. De Raad oordeelde dat de appellant op de hoogte was van de verplichting om een levensbewijs over te leggen en dat de omstandigheden die hij aanvoerde onvoldoende waren om aan te nemen dat hij niet in staat was om tijdig een aanvraag in te dienen. De Raad concludeerde dat er geen bijzonder geval was dat een afwijking van de standaardregels rechtvaardigde, en bevestigde de beslissing van de rechtbank.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor belanghebbenden om tijdig de benodigde documenten in te dienen en dat onbekendheid met de procedure niet altijd als verschoonbaar wordt beschouwd. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.