ECLI:NL:CRVB:2020:2614

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 oktober 2020
Publicatiedatum
27 oktober 2020
Zaaknummer
18/1290 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Duurzaamheid van volledige arbeidsongeschiktheid en recht op IVA-uitkering bij chronische migraine

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 oktober 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante, die een IVA-uitkering aanvroeg wegens volledige arbeidsongeschiktheid als gevolg van chronische migraine. Appellante was voorheen werkzaam als peuterleidster en viel op 5 november 2014 uit door migraineklachten. Het Uwv weigerde in 2016 een WIA-uitkering toe te kennen, maar na bezwaar werd een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Appellante stelde dat zij duurzaam niet in staat was om te werken en recht had op een IVA-uitkering. De rechtbank Gelderland verklaarde haar beroep ongegrond, maar appellante ging in hoger beroep.

De Raad beoordeelde of appellante met medische rapporten kon aantonen dat zij een ziekteverzuimrisico van minimaal 25% had, wat als excessief wordt beschouwd. De neuroloog concludeerde dat appellante aan een zeldzame vorm van chronische migraine leed, met frequent hoofdpijn en een hoog ziekteverzuimpercentage. De Raad oordeelde dat het Uwv onvoldoende rekening had gehouden met de medische rapporten en dat appellante volledig arbeidsongeschikt moest worden geacht. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd, en het Uwv werd opgedragen een nieuwe beslissing te nemen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid.

Daarnaast werd het Uwv veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van appellante, die in totaal € 5.173,67 bedroegen. De Raad bepaalde dat beroep tegen de nieuwe beslissing van het Uwv slechts bij de Raad kon worden ingesteld. Deze uitspraak benadrukt het belang van medische rapporten in de beoordeling van arbeidsongeschiktheid en de rechten van appellanten onder de WIA.

Uitspraak

18.1290 WIA

Datum uitspraak: 22 oktober 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 2 februari 2018, 17/2113 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. L.H.E. Sweers, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 30 juli 2020. Appellante is verschenen, bijgestaan door mr. Sweers. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M.W.A. Blind.

OVERWEGINGEN

1.1.
Appellante was laatstelijk werkzaam als peuterleidster voor 6,5 uur per week. Op 5 november 2014 is appellante voor deze werkzaamheden uitgevallen als gevolg van migraineklachten. Het Uwv heeft bij besluit van 4 november 2016 geweigerd aan appellante met ingang van 2 november 2016 een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) toe te kennen. Appellante heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
1.2.
Het Uwv heeft het bezwaar van appellante bij besluit van 20 maart 2017 (bestreden besluit) gegrond verklaard, het besluit van 4 november 2016 herroepen en aan appellante per 2 november 2016 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend. Het besluit is gebaseerd op een rapport van een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Deze verzekeringsarts heeft extra beperkingen voor appellante opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 10 februari 2017. Een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft opnieuw functies geselecteerd en de mate van arbeidsongeschiktheid van appellante berekend op 39,37%. De loongerelateerde uitkering is voortgezet tot 1 september 2019 en aansluitend omgezet in een WGA-vervolguitkering.
2.1.
Appellante heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit en heeft gesteld dat zij door haar chronische migraine duurzaam niet in staat is te werken en recht heeft op een IVA‑uitkering. Ter ondersteuning heeft zij onder meer een dagboek van haar migraineklachten en een expertiserapport van 17 mei 2017 van Ergatis ingediend. Het betreft onderzoeken door een neuroloog, een psychiater en een verzekeringsarts. In het rapport is geconcludeerd mede op grond van het dagboek, dat appellante niet beschikt over benutbare mogelijkheden.
2.2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft overwogen dat het medisch onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep de betrouwbaarheid van het ingediende hoofdpijn dagboek voldoende ontkracht en kan dat niet dienen ter onderbouwing van het gestelde excessieve verzuimrisico van meer dan 25%.
3.1.
Appellante heeft hoger beroep ingesteld en aangevoerd dat onvoldoende rekening is gehouden met haar wisselende mogelijkheden, dat zij geen reëel aanbod is voor de arbeidsmarkt en duurzaam geen benutbare mogelijkheden heeft. Zij heeft haar standpunt onderbouwd met een rapport van 1 augustus 2018 van een door de onafhankelijke neuroloog E.G.M. Couturier verricht onderzoek en een rapport van 20 augustus 2018 van haar medisch adviseur Erdogan.
3.2.
Het Uwv heeft verwezen naar rapporten van 28 maart 2018, 26 oktober 2018 en 30 juni 2010 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of appellante met de door haar overgelegde medische rapporten overtuigend aannemelijk heeft gemaakt dat bij haar een ziekteverzuimrisico van minimaal 25% bestaat als gevolg van chronische migraine. Tussen partijen is niet in geschil dat een verzuimrisico van minimaal 25% in dit geval moet worden bestempeld als excessief ziekteverzuim, waarbij in redelijkheid niet van een werkgever kan worden verlangd appellante te werk te stellen, en dat daarom sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 9, aanhef en onder e, van het destijds geldende Schattingsbesluit.
4.2.
De neuroloog schrijft in zijn rapport van 1 augustus 2018 dat appellante lijdt aan chronische migraine, een zeldzame vorm van migraine, waarbij er minimaal de helft van de tijd hoofdpijn is en acht of meer dagen daarvan aan migraine kenmerken voldoen. In reactie op de vraag op welke schaal van 1 tot 10 appellante ten opzichte van andere migraine patiënten scoort in ernst van klachten heeft de neuroloog geantwoord dat appellante zich in de hoogste schaal bevindt. Uit het rapport van neuroloog Couturier kan niet anders worden geconcludeerd dan dat bij appellante minimaal een ziekteverzuimpercentage van 25% aan de orde is. Wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in reactie hierop naar voren heeft gebracht is onvoldoende om het goed onderbouwde standpunt van Couturier niet te volgen. Dit betekent dat sprake is van een te verwachten zodanig excessief ziekteverzuim dat appellante onvoldoende benutbare mogelijkheden heeft en van een werkgever niet kan worden verlangd appellante tewerk te stellen. Appellante moet dan ook volledig arbeidsongeschikt worden geacht.
4.3.
Appellante heeft gesteld dat haar volledige arbeidsongeschiktheid duurzaam is en dat zij vanaf 2 november 2016 recht heeft op een IVA-uitkering. Het Uwv heeft nog geen standpunt ingenomen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid. Uit de gedingstukken blijkt onder meer het volgende. Neuroloog Couturier acht de prognose van het ziekteverloop infaust. De door appellante ingeschakelde verzekeringsarts Gille merkt in zijn rapport van 19 december 2017 op dat uit de informatie van de neuroloog blijkt dat de frequentie van de hoofdpijnaanvallen toeneemt en therapeutisch niet beïnvloedbaar is. Hij acht appellante niet duurzaam in staat om te voldoen aan het belastbaarheidspatroon dat het Uwv per 2 november 2016 hanteert. Verzekeringsarts Erdogan herhaalt in zijn rapport van 20 augustus 2018 dat de prognose infaust wordt geacht en voegt daar aan toe dat appellante het gehele scala van bekende behandelingen heeft ondergaan maar dat de migraine therapieresistent is gebleken. Hij schrijft dat Botulinetoxine nog te overwegen is maar dat de resultaten hiervan minimaal zullen zijn. Ter zitting bij de Raad heeft appellante nog toegelicht dat zij behoort tot een beperkte groep patiënten die is aangewezen om een nieuw medicijn te gebruiken. Inmiddels is volgens appellante gebleken dat zij niet behoort tot de groep van 40% van de patiënten die baat heeft bij dit nieuwe medicijn. Al deze gegevens wijzen erop dat de volledige arbeidsongeschiktheid van appellante ook op 2 november 2016 als duurzaam moet worden beschouwd.
4.4.
Gelet op overweging 4.2 slaagt het hoger beroep. De aangevallen uitspraak en het bestreden besluit moeten worden vernietigd. Het Uwv dient met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen. Daarbij dient het Uwv zoals volgt uit 4.2 als uitgangspunt te nemen dat appellante per einde wachttijd volledig arbeidsongeschikt moet worden geacht. Daarbij zal tevens een besluit genomen moeten worden over de duurzaamheid van de volledige arbeidsongeschiktheid met inachtneming van wat in 4.3 is overwogen. Met het oog op een voortvarende afdoening van het geschil zal de Raad bepalen dat met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tegen het nieuwe besluit slechts bij de Raad beroep kan worden ingesteld.
5. Er bestaat aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellante. Deze kosten worden begroot op € 1.050 in beroep en op € 1.050 in hoger beroep aan kosten van verleende rechtsbijstand. Voor vergoeding komen ook in aanmerking de door appellante gemaakte kosten van de rapporten van verzekeringsartsen Erdogan en Gille en van neuroloog Couturier. De Raad stelt de kosten op grond van de in het Besluit tarieven in strafzaken 2003 neergelegde maximumuurtarieven voor het rapport van 19 december 2017 van verzekeringsarts Gille vast op (2,23 uur à € 121,95 vermeerderd met btw van € 56,66 =) € 328,60, voor het rapport van 20 augustus 2018 van verzekeringsarts Erdogan op (11,5 uur à € 122,63 vermeerderd met btw van € 296,15 =) € 1.706,39, en voor het rapport van 1 augustus 2018 van neuroloog Couturier op (7 uur à € 122,63 vermeerderd met btw van € 180,27=) € 1.038,68. De totale proceskostenvergoeding bedraagt € 5.173,67 (inclusief btw).

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 20 maart 2017 gegrond en vernietigt dit besluit;
- draagt het Uwv op een nieuwe beslissing op het bezwaar van appellante te nemen met inachtneming van wat in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat beroep tegen de door het Uwv te nemen nieuwe beslissing op bezwaar slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante, tot een bedrag van in totaal € 5.173,67;
- bepaalt dat het Uwv appellante het door haar in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht ten bedrage van in totaal € 172,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van M. Graveland als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2020.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) M. Graveland