ECLI:NL:CRVB:2020:264
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag om bijzondere bijstand voor kosten van huisraad voor kinderen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 4 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Den Haag van 17 oktober 2018. De appellant had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van huisraad voor zijn kinderen die in het weekend en tijdens vakanties bij hem logeren. De aanvraag werd afgewezen omdat het inkomen van de appellant hoger was dan de voor hem geldende bijstandsnorm. De rechtbank oordeelde dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag terecht geen aanleiding zag om de bijzondere bijstand te verstrekken, ondanks de door appellant aangevoerde bijzondere omstandigheden, zoals zijn schulden en de recente verhuizing na een echtscheiding.
De rechtbank stelde vast dat de appellant niet had aangetoond dat hij de kosten niet uit zijn inkomen kon voldoen, en dat de afwijzing van de aanvraag in overeenstemming was met de beleidsregels van het college. In hoger beroep herhaalde de appellant zijn argumenten, maar de Raad oordeelde dat de rechtbank gemotiveerd op deze gronden was ingegaan en dat de appellant geen nieuwe redenen had aangedragen die de eerdere beslissing konden ondermijnen. De Centrale Raad van Beroep bevestigde de uitspraak van de rechtbank, waardoor de afwijzing van de aanvraag om bijzondere bijstand in stand bleef. De Raad concludeerde dat er geen aanleiding was voor een veroordeling in de proceskosten.