ECLI:NL:CRVB:2020:2697

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
4 november 2020
Publicatiedatum
4 november 2020
Zaaknummer
20/1405 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J.T.H. Zimmerman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens te late indiening van het beroepschrift

In deze zaak heeft appellante hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 31 december 2019. De Centrale Raad van Beroep heeft geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet tijdig is ingediend. Volgens de Algemene wet bestuursrecht bedraagt de termijn voor het indienen van een beroepschrift zes weken, welke termijn ingaat op de dag na de bekendmaking van de uitspraak aan de partijen. De uitspraak van de rechtbank is op 31 december 2019 aan de partijen toegezonden, en het beroepschrift is pas op 9 april 2020 digitaal ontvangen. Dit betekent dat de laatste dag om het beroepschrift tijdig in te dienen 11 februari 2020 was.

Appellante heeft in haar verweer aangevoerd dat zij de uitspraak laat heeft ontvangen en door haar psychische gesteldheid niet in staat was om tijdig een beroep te doen op hulp. Ook heeft zij aangegeven geen computer en internetverbinding te hebben, waardoor zij afhankelijk was van derden. De Raad heeft echter geoordeeld dat appellante niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij niet in verzuim is geweest. De rechtbank had appellante al gewezen op de beroepstermijn van zes weken, en er zijn geen bewijsstukken overgelegd die de stellingen van appellante ondersteunen. De coronamaatregelen, die appellante aanhaalt, zijn bovendien van na de beroepstermijn.

De Centrale Raad van Beroep heeft daarom zonder verder onderzoek besloten dat het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier, en is openbaar uitgesproken op 4 november 2020.

Uitspraak

Datum uitspraak: 4 november 2020
20/1405 WIA
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van
31 december 2019, 18/901 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)

PROCESVERLOOP

Appellante heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 31 december 2019 in afschrift aan partijen toegezonden.
Het beroepschrift is op 9 april 2020 digitaal ontvangen. De laatste dag om tijdig een hogerberoepschrift in te dienen, was 11 februari 2020.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 29 juni 2020 is aan appellante gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellante heeft daarop bij brief van 26 juli 2020 geantwoord dat zij de aangevallen uitspraak laat heeft ontvangen en dat zij door haar psychische gesteldheid niet in staat was tijdig een beroep te doen op een hulpverlener. Appellant geeft aan zich niet bewust te zijn geweest van de termijnoverschrijding. Ook geeft appellante aan geen computer en internetverbinding te hebben en dat zij daarvoor afhankelijk is van derde. Volgens appellante was dat niet makkelijk gezien de corona maatregelen.
Wat appellante heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellante niet in verzuim is geweest.
De Raad overweegt daartoe dat appellante door de rechtbank is gewezen op de beroepstermijn van zes weken. In situaties als onderhavige geldt het uitgangspunt dat het risico dat het hoger beroep niet tijdig is ingediend, volledig voor rekening komt van de partij die het hoger beroep instelt. Uit de stukken blijkt niet dat appellante voor de totale duur van zes weken eventueel met behulp van een derde niet in staat was hoger beroep in te dienen. Er zijn geen bewijsstukken overgelegd. De coronamaatregelen dateren van na de beroepstermijn.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van K.R. van Renswoude als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 4 november 2020.
(getekend) J.T.H. Zimmerman
(getekend) K.R. van Renswoude
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.