ECLI:NL:CRVB:2020:2717
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep WIA-uitkering en arbeidsongeschiktheidseisen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de weigering van het Uwv om hem een WIA-uitkering toe te kennen. Appellant, die eerder als voorman timmerman werkte, had zich op 21 september 2015 ziek gemeld met psychische klachten en ontving een Ziektewet-uitkering. Na een aanvraag voor een WIA-uitkering op 30 juni 2017, weigerde het Uwv deze op 17 juli 2017, omdat appellant niet voldeed aan de voorwaarden voor de uitkering. Het bezwaar van appellant werd ongegrond verklaard, en de rechtbank Amsterdam bevestigde deze beslissing in een eerdere uitspraak op 1 mei 2018.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn gronden en voegde hij nieuwe medische stukken toe, maar de Raad oordeelde dat het Uwv voldoende rekening had gehouden met zijn beperkingen. De Raad concludeerde dat de arbeidsongeschiktheid van appellant correct was vastgesteld op minder dan 35%, en dat de functies die hij nog kon vervullen, ook in arbeidskundig opzicht geschikt waren. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de eerdere beslissing te herzien. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.