ECLI:NL:CRVB:2020:2826

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
13 november 2020
Publicatiedatum
16 november 2020
Zaaknummer
19/1670 AOW-V
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake AOW-uitkering

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb). Het verzet van appellant, vertegenwoordigd door mr. J.H. Weermeijer, was gericht tegen een eerdere uitspraak van de Raad van 18 december 2019, waarin het hoger beroep niet-ontvankelijk was verklaard. De Raad constateerde dat de tenaamstelling op de aangetekend verzonden betalingsherinnering onvolledig was, waardoor deze de gemachtigde van appellant niet had kunnen bereiken. Dit leidde tot de conclusie dat het verzet gegrond was. De Raad heeft de eerdere uitspraak van 18 december 2019 vernietigd en het onderzoek voortgezet. Tevens werd de Svb veroordeeld tot betaling van de proceskosten van appellant tot een bedrag van € 525,- voor verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door C.H. Bangma, met R.H. Koopman als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 13 november 2020
19/1670 AOW-V en 19/1671 AOW-V
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:55, zevende lid, en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 5 maart 2019, 16/8577, 17/546 en 17/5352 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (Svb)

PROCESVERLOOP

Bij uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht van 18 december 2019 heeft de Raad het door appellant ingestelde hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak niet-ontvankelijk verklaard.
Namens appellant heeft mr. J.H. Weermeijer verzet gedaan.
Het verzet is behandeld ter zitting van 19 juni 2020. Namens appellant is mr. Weermeijer verschenen. De Svb heeft zich niet laten vertegenwoordigen. De behandeling ter zitting is geschorst.
De behandeling is vervolgens hervat ter zitting van 2 oktober 2020. Partijen zijn niet verschenen.

OVERWEGINGEN

De uitspraak van de Raad van 18 december 2019 berust op de overwegingen dat het griffierecht niet binnen de in de brief van 24 juni 2019 gestelde termijn is betaald en dat redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
De Raad heeft geconstateerd dat de tenaamstelling op de aangetekend verzonden betalingsherinnering van 24 juni 2019 onvolledig is. De betalingsherinnering kan om deze reden de gemachtigde van appellant niet hebben bereikt.
Dit betekent dat het verzet gegrond wordt verklaard, de uitspraak van de Raad van
18 december 2019 vervalt en het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Aan de gemachtigde van appellant zal een nieuwe termijn worden gegund voor het voldoen van het verschuldigde griffierecht.
De Raad ziet aanleiding de Svb te veroordelen in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van € 525,- voor verleende rechtsbijstand.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep
- verklaart het verzet gegrond;
- veroordeelt de Svb in de proceskosten van het verzet van appellant tot een bedrag van
€ 525,-.
Deze uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van R.H. Koopman als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 13 november 2020.
(getekend) C.H. Bangma
(getekend) R.H. Koopman
GdJ