ECLI:NL:CRVB:2020:2837
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 november 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan appellante, die eerder een Ziektewet-uitkering ontving. Appellante had zich op 24 februari 2016 ziek gemeld met knieklachten en ontving op dat moment een uitkering op basis van de Werkloosheidswet. Het Uwv had haar een ZW-uitkering toegekend, die na een eerstejaars beoordeling werd voortgezet. In 2017 vroeg appellante een WIA-uitkering aan, maar het Uwv beëindigde haar ZW-uitkering in 2018, omdat zij meer dan 65% van haar maatmaninkomen kon verdienen. Appellante ging in bezwaar, wat leidde tot een gegrondverklaring van haar bezwaar en een herbeoordeling van haar arbeidsongeschiktheid, vastgesteld op 41,95%. De rechtbank verklaarde het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond, wat leidde tot het hoger beroep bij de Centrale Raad.
In hoger beroep voerde appellante aan dat haar psychische klachten, met name als gevolg van PTSS, onvoldoende waren meegenomen in de beoordeling van haar arbeidsongeschiktheid. De Raad oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het Uwv op juiste gronden de WGA-uitkering had toegekend. De Raad onderschreef de medische beoordeling van het Uwv en concludeerde dat er voldoende rekening was gehouden met de beperkingen van appellante. De overgelegde medische stukken die na de datum in geding waren ingediend, konden de eerdere conclusies niet ondermijnen. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het hoger beroep van appellante af.