ECLI:NL:CRVB:2020:2858
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van hoger beroep inzake griffierecht en betalingsonmacht
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 13 november 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellant tegen de niet-ontvankelijk verklaring van zijn hoger beroep door de Raad op 2 juni 2020. De zaak betreft een geschil over de betaling van griffierecht en de vraag of appellant in verzuim is geweest. De Raad had eerder geoordeeld dat het griffierecht niet tijdig was betaald, omdat appellant geen actuele uitkeringsspecificatie had overgelegd na afwijzing van zijn verzoek om vrijstelling van betaling. Appellant heeft verzet aangetekend tegen deze uitspraak, waarbij hij aanvoert dat zijn belastingopgave van 2018 eerder als toereikend was geaccepteerd en dat de Raad niet had moeten oordelen op basis van de actuele uitkeringsspecificatie.
Tijdens de zitting op 2 oktober 2020 is mr. K.A. Faber, advocaat van appellant, verschenen, terwijl het college van burgemeester en wethouders van Heerenveen zich niet heeft laten vertegenwoordigen. De Raad heeft in zijn overwegingen vastgesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die zouden kunnen leiden tot een andere conclusie over het verzuim van appellant. De Raad heeft opgemerkt dat, zelfs als het verzet zou slagen, het inkomen van appellant waarschijnlijk te hoog zou zijn om betalingsonmacht aan te tonen.
De Centrale Raad van Beroep heeft uiteindelijk het verzet ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door C.H. Bangma, in tegenwoordigheid van griffier R.H. Koopman, en is openbaar uitgesproken op 13 november 2020.