ECLI:NL:CRVB:2020:2925
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Gedeeltelijke verlening bijzondere bijstand voor tandartskosten en de toepassing van buitenwettelijk begunstigend beleid
Op 16 november 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in de zaak van appellant tegen het Drechtstedenbestuur. De zaak betreft de gedeeltelijke verlening van bijzondere bijstand voor tandartskosten. Appellant had op 14 juli 2017 bijzondere bijstand aangevraagd voor tandheelkundige zorg tot een bedrag van € 3.315,70. Het Drechtstedenbestuur kende echter slechts € 570,- toe en wees de aanvraag voor de resterende kosten af, met als argument dat de Zorgverzekeringswet als een passende voorziening moet worden beschouwd. Appellant had een premieachterstand bij zijn zorgverzekeraar, maar het bestuur stelde dat er geen zeer dringende redenen waren om de resterende kosten te vergoeden.
De rechtbank Rotterdam verklaarde het beroep van appellant ongegrond, waarbij werd overwogen dat het beleid van het bestuur als buitenwettelijk begunstigend beleid kan worden aangemerkt en dat dit beleid consistent was toegepast. De rechtbank oordeelde dat er geen zeer dringende redenen waren, zoals bedoeld in artikel 16 van de Participatiewet, omdat er geen acute noodsituatie was aangetoond.
In hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden, maar de Raad kon zich vinden in het oordeel van de rechtbank. De Raad voegde hieraan toe dat de brief van de tandarts niet aantoonde dat er sprake was van een acute noodsituatie. Het hoger beroep werd afgewezen en er werd geen veroordeling in proceskosten uitgesproken. De uitspraak werd openbaar gedaan en is gebaseerd op de overwegingen van de rechtbank en de Raad.