ECLI:NL:CRVB:2020:2927
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bijzondere bijstand voor kosten nieuwe wasmachine en de gevolgen van verwijdering zonder voorafgaande informatie
In deze zaak heeft appellante een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening voor de kosten van een nieuwe wasmachine. De aanvraag werd gedaan op 5 juni 2018, maar appellante had de oude wasmachine al verwijderd voordat het college de noodzaak van de aanschaf kon beoordelen. Het college kende aanvankelijk een bedrag van € 390,- toe, maar verklaarde later het bezwaar ongegrond, omdat de verwijdering van de wasmachine de beoordeling van de noodzaak onmogelijk maakte. De rechtbank Zeeland-West-Brabant bevestigde deze beslissing in haar uitspraak van 14 januari 2019. Appellante ging in hoger beroep, maar de Centrale Raad van Beroep bevestigde de eerdere uitspraak. De Raad oordeelde dat appellante zelf verantwoordelijk was voor de verwijdering van de wasmachine zonder informatie in te winnen bij het college, waardoor zij de mogelijkheid om de noodzaak van vervanging te verifiëren had ontnomen. De Raad benadrukte dat appellante de bewijslast draagt om aan te tonen dat de kosten voor de nieuwe wasmachine noodzakelijk zijn. Het hoger beroep werd afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.