ECLI:NL:CRVB:2020:3006
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening wegens gebrek aan spoedeisend belang
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 november 2020 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. Verzoeker had een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet, maar deze was door het college van burgemeester en wethouders van Amersfoort afgewezen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker bij zijn moeder woont en door haar wordt onderhouden, en dat er geen sprake is van schulden die kunnen leiden tot een dreigende huisuitzetting of andere acute financiële problemen. Verzoeker had zich na de afwijzing van zijn aanvraag niet opnieuw gemeld voor bijstand, wat ook meeweegt in de beoordeling van het spoedeisend belang. De voorzieningenrechter concludeert dat er geen actueel spoedeisend belang is dat een voorlopige voorziening rechtvaardigt, en wijst het verzoek af. De uitspraak benadrukt dat de mogelijkheid van een voorlopige voorziening niet bedoeld is om de behandeling van de hoofdzaak te bespoedigen, en dat verzoeker onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij in een precaire financiële situatie verkeert.