ECLI:NL:CRVB:2020:3067
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering van een WIA-uitkering op basis van onvoldoende arbeidsongeschiktheid na medische beoordeling
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 8 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De appellant, die laatstelijk als procesoperator werkzaam was, had een WIA-uitkering aangevraagd na een ziekmelding op 11 december 2015 vanwege psychische klachten. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) weigerde de WIA-uitkering met als reden dat de appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Dit besluit was gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een arbeidsdeskundige.
De rechtbank Gelderland had het beroep van de appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, waarbij zij de zorgvuldigheid van het medische onderzoek door de verzekeringsartsen bevestigde. De rechtbank oordeelde dat alle klachten van de appellant op een deugdelijke wijze waren betrokken bij de medische beoordeling en dat er geen reden was om aan de conclusies van de verzekeringsartsen te twijfelen.
In hoger beroep voerde de appellant aan dat het medische oordeel van het Uwv niet recht deed aan zijn situatie en dat de rechtbank op basis van een onvolledig dossier had geoordeeld. De Raad voor de Rechtspraak oordeelde echter dat de rechtbank terecht het beroep ongegrond had verklaard. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen nieuwe informatie was die de medische grondslag van het bestreden besluit in twijfel trok. De Raad bevestigde de aangevallen uitspraak en wees de verzoeken van de appellant af.