Uitspraak
18.4463 WSF
OVERWEGINGEN
juni 2017 als thuiswonende studerende is aangemerkt. Daarbij is bepaald dat het te veel ontvangen bedrag van € 1.248,12 maandelijks zal worden verrekend met haar studiefinanciering.
Centrale Raad van Beroep
Op 8 januari 2020 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraak gedaan in een hoger beroep betreffende studiefinanciering. Appellante, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. R.A. Dayala, had hoger beroep ingesteld tegen een besluit van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De minister had eerder besloten dat appellante geen recht had op studiefinanciering en een bedrag van € 320,15 had teruggevorderd. In het bestreden besluit van 26 januari 2018 werd de schuld van appellante omgezet in een rentedragende lening en werd een nabetaling van € 427,98 vastgesteld.
Tijdens de zitting op 27 november 2019 heeft de minister aangegeven dat hij de verrekening van het bedrag van € 320,18 niet wilde handhaven en dit bedrag alsnog aan appellante zou uitbetalen. Dit leidde ertoe dat het belang bij een beoordeling van de aangevallen uitspraak verviel, waardoor het hoger beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank Amsterdam had eerder het beroep van appellante ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank de door de minister gegeven uitleg over de verrekening steunde.
De Centrale Raad van Beroep heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van appellante, die in totaal op € 2.100,- zijn begroot. De uitspraak is openbaar gedaan en ondertekend door de rechter en de griffier.