ECLI:NL:CRVB:2020:3136

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
10 december 2020
Publicatiedatum
11 december 2020
Zaaknummer
18/4982 WIA
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de WGA-uitkering en geschiktheid van functies voor arbeidsongeschikte werknemer

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 10 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de WGA-uitkering van een werknemer die als nationaal vrachtwagenchauffeur werkzaam was. De werknemer had zich op 24 augustus 2011 ziek gemeld en was in 2013 in aanmerking gebracht voor een WGA-uitkering. De uitkering was in 2016 omgezet naar een loonaanvullingsuitkering. Appellante, de werkgever, verzocht in 2017 om herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van de werknemer. De arbeidsdeskundige concludeerde dat de werknemer nog in staat was om bepaalde functies uit te oefenen, maar dat andere functies, zoals wikkelaar en chauffeur heftruck, niet geschikt waren. Het Uwv heeft de WGA-uitkering ongewijzigd voortgezet, wat door de rechtbank werd bevestigd.

In hoger beroep handhaafde appellante haar standpunt dat het Uwv bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage had moeten uitgaan van andere functies met een hogere loonwaarde, zoals chauffeur personenvervoer. De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat de arbeidsdeskundige voldoende gemotiveerd had waarom de geselecteerde functies geschikt waren en dat de andere functies ongeschikt waren. De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat er geen aanleiding was om de WGA-uitkering te wijzigen. De uitspraak benadrukt het belang van de juiste functieselectie en de motivering van de arbeidsdeskundige in het kader van arbeidsongeschiktheid.

Uitspraak

18.4982 WIA

Datum uitspraak: 10 december 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van
3 augustus 2018, 18/411 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[werkgever] te [vestigingsplaats] (appellante)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
[belanghebbende] (belanghebbende)
PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. S. Heijerman, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingebracht.
Het onderzoek ter zitting heeft via videobellen plaatsgevonden op 29 oktober 2020. Appellante is vertegenwoordigd door mr. Heijerman. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door I. Smit. Belanghebbende is niet verschenen.

OVERWEGINGEN

1.1.
Belanghebbende was in dienst van appellante werkzaam als nationaal vrachtwagenchauffeur voor 49,95 uur per week. Op 24 augustus 2011 heeft hij zich ziek gemeld met klachten van kortademigheid bij inspanning. Het Uwv heeft belanghebbende met ingang van 21 augustus 2013 in aanmerking gebracht voor een WGA-uitkering op grond van de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen, berekend naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35-80%. Deze uitkering is per 21 mei 2016 omgezet naar een loonaanvullingsuitkering op basis van een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%.
1.2.
Appellante heeft op 8 maart 2017 om een herbeoordeling van de arbeidsongeschiktheid van belanghebbende verzocht. Naar aanleiding hiervan heeft belanghebbende op 6 juli 2017 het spreekuur van een verzekeringsarts bezocht. Deze arts heeft de belastbaarheid van
belanghebbende vastgelegd in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 6 juli 2017. Een arbeidsdeskundige heeft hem in staat geacht een aantal functies uit te oefenen, waarmee hij nog een zodanig inkomen kan verdienen, dat hij per 8 maart 2017 36,68% arbeidsongeschikt is. De arbeidsdeskundige heeft onder meer de functies van wikkelaar, chauffeur heftruck en administratief medewerker niet geselecteerd, omdat die volgens hem voor belanghebbende niet geschikt zijn. Bij besluit van 4 augustus 2017 heeft het Uwv de WGA-uitkering van belanghebbende ongewijzigd voortgezet, omdat zijn arbeidsongeschiktheidsklasse niet is gewijzigd. Naar aanleiding van het bezwaar van appellante tegen dit besluit, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in het rapport van 11 december 2017 geconcludeerd dat de geselecteerde functies passend zijn voor belanghebbende. Omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is uitgegaan van een lager maatmaninkomen, is berekend dat belanghebbende 36,96% arbeidsongeschikt is. Het Uwv heeft het bezwaar van appellante tegen het besluit van 4 augustus 2017 bij besluit van 12 december 2017 (het bestreden besluit) ongegrond verklaard.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. Omdat de FML door appellante niet is betwist, is de rechtbank van de juistheid ervan uitgegaan. Ten aanzien van de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit heeft de rechtbank verwezen naar vaste rechtspraak van de Raad, waarin is overwogen dat niet gebleken is van redenen om een systeem als het CBBS niet in beginsel rechtens aanvaardbaar te achten als ondersteunend systeem en methode bij de beoordeling of, en zo ja in welke mate, iemand arbeidsongeschikt is te achten in de zin van de arbeidsongeschiktheidswetten. Volgens de rechtbank heeft appellante niet betwist dat de geselecteerde functies passend zijn in het licht van de vastgestelde arbeidsmogelijkheden en beperkingen van belanghebbende. Door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is voldoende gemotiveerd en toegelicht dat een aantal niet geselecteerde functies ongeschikt zijn voor belanghebbende. Dat hangt samen met zijn beperkingen op duwen/trekken, de opleidingsvereisten en de omstandigheid dat de chauffeursfuncties voor wat betreft het duwen van rolstoelen niet passend gemaakt kunnen worden met behulp van een (eenvoudige) voorziening. Deze motivering heeft de rechtbank voldoende overtuigend geacht. De rechtbank heeft appellante niet gevolgd in haar standpunt dat de functie van chauffeur personenvervoer en daaraan gelieerde functies alsnog bij de functieselectie moeten worden betrokken. De rechtbank is daarom uitgegaan van de wel geselecteerde functies en van de omstandigheid dat belanghebbende in staat moet worden geacht deze te verrichten. Nu de arbeidsongeschiktheidsklasse van de werknemer niet is gewijzigd, heeft het Uwv volgens de rechtbank terecht de WGA-uitkering ongewijzigd voortgezet.
3.1.
Appellante heeft in hoger beroep het standpunt gehandhaafd dat het Uwv bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspercentage van belanghebbende had moeten uitgaan van andere functies met een hogere loonwaarde. Appellante wijst bijvoorbeeld op de functie van chauffeur personenvervoer en taxibuschauffeur. Het Uwv heeft onvoldoende gemotiveerd dat dat deze functies voor belanghebbende ongeschikt zijn. Volgens appellante zijn deze functies, ondanks de mogelijke overschrijding van de belastbaarheid, voor de werknemer geschikt te maken. De overschrijding van de belastbaarheid in de functie van taxibuschauffeur kan worden weggenomen door de werknemer niet in te plannen voor rolstoelvervoer, of te laten rijden op een taxibus met lift. Uitgaande van deze functies zal een arbeidsongeschiktheidspercentage van onder de 35% kunnen worden vastgesteld.
3.2.
Het Uwv heeft bevestiging van de aangevallen uitspraak bepleit. Verwezen is naar het in hoger beroep ingebrachte rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van
4 december 2018.
4. De Raad oordeelt als volgt.
4.1.
Ter beoordeling is of de rechtbank het beroep van appellante tegen het bestreden besluit terecht ongegrond heeft verklaard. Tussen partijen is de medische grondslag van het bestreden besluit niet in geschil. Bij de beoordeling van de aangevallen uitspraak, waarbij de juistheid van het bestreden besluit is bevestigd, wordt daarom uitgegaan van de in de FML van 6 juli 2017 voor de werknemer vastgelegde belastbaarheid. Ook het gebruik van het CBBS als systeem en hulpmiddel bij het uitvoeren van de arbeidsongeschiktheidsschatting staat niet ter discussie. Tot slot is tussen partijen niet in geschil dat de door de arbeidsdeskundigen geselecteerde functies, die ten grondslag liggen aan de schatting van het arbeidsongeschiktheidspercentage van belanghebbende, voor hem geschikt zijn.
4.2.
Het geschil spitst zich toe op de vraag of het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat geen andere functies met een hogere loonwaarde geschikt zijn voor belanghebbende. Daarbij heeft appellante in het bijzonder gewezen op de functies van chauffeur personenvervoer en taxibuschauffeur.
4.3.1.
De rechtbank heeft terecht geoordeeld en overtuigend gemotiveerd dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende inzichtelijk heeft gemaakt waarom voor belanghebbende is uitgegaan van de geselecteerde functies en de andere functies ongeschikt zijn bevonden. Het hoger beroep geeft geen aanleiding anders te oordelen dan de rechtbank heeft gedaan. De gronden waarop het oordeel van de rechtbank berust worden onderschreven. In aanvulling hierop wordt als volgt overwogen.
4.3.2.
De arbeidsdeskundige heeft in het rapport van 4 december 2018 nader toegelicht dat de belasting in de functies chauffeur personenvervoer en taxibuschauffeur met betrekking tot het duwen van een rolstoel niet met een eenvoudige voorziening kan worden verminderd, zodat het binnen de belastbaarheid van de werknemer past. Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is deze taak een wezenlijk onderdeel van de functie en kan die er niet zomaar worden uitgehaald. Er ontstaat dan een andere functie. Bij de functieselectie is de functiebeschrijving uitgangspunt, samen met de door de arbeidskundig analist beschreven functiebelasting als opgenomen in het CBBS. Het is niet aan de arbeidsdeskundige om die functiebeschrijving te wijzigen door het wegnemen van de belasting op duwen/trekken. De taak van het duwen van een rolstoel is onlosmakelijk verbonden met de functie. Er zijn volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep weliswaar dagen dat er geen rolstoelgebruikers worden vervoerd, echter moet de chauffeur in staat zijn om op ieder moment rolstoelgebruikers te vervoeren. Een functie zonder die taak zou een geheel andere functie zijn en niet is gesteld of anderszins gebleken dat die functie ook voorhanden is het CBBS.
4.3.3.
Deze toelichting van de arbeidsdeskundige is overtuigend, er bestaat geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid ervan.
4.4.
Nu appellante de geschiktheid van de wel geselecteerde functies niet heeft betwist en de berekeningswijze van het arbeidsongeschiktheidspercentage door de arbeidsdeskundigen en de berekening van de resterende verdiencapaciteit niet heeft bestreden, wordt de rechtbank gevolgd in het oordeel dat het Uwv de WGA-uitkering van belanghebbende terecht ongewijzigd heeft voortgezet.
5. Gelet op het voorgaande slaagt het hoger beroep niet. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.
6. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, in tegenwoordigheid van
A.L. Abdoellakhan als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 10 december 2020.
(getekend) A.T. de Kwaasteniet
(getekend) A.L. Abdoellakhan