Uitspraak
19 3029 WIA
PROCESVERLOOP
OVERWEGINGEN
22 februari 2016 heeft appellante zich, terwijl zij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, ziek gemeld met toegenomen klachten. In het kader van een aanvraag op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) heeft appellante het spreekuur bezocht van een arts van het Uwv. Deze arts heeft vastgesteld dat appellante belastbaar is en heeft de voor haar geldende beperkingen neergelegd in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 29 december 2017. Een arbeidsdeskundige heeft vastgesteld dat appellante niet meer geschikt is voor het laatstelijk verrichte werk. Hij heeft vervolgens functies geselecteerd en op basis van de drie functies met de hoogste lonen de mate van arbeidsongeschiktheid berekend. Bij besluit van 29 januari 2018 heeft het Uwv appellante met ingang van 19 februari 2018 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, omdat zij met ingang van die datum 69,96% arbeidsongeschikt is. Bij besluit van
21 februari 2018 is deze uitkering per 20 april 2018 omgezet in een loonaanvullingsuitkering, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 65 tot 80%. Het bezwaar van appellante tegen deze besluiten heeft het Uwv bij besluit van 15 oktober 2018 (bestreden besluit) ongegrond verklaard. Aan het bestreden besluit ligt een rapport van 4 oktober 2018 van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een rapport van 12 oktober 2018 van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten grondslag.
6 juni 2019 van hematoloog R.A.P. Raymakers. Appellante heeft betoogd dat de rechtbank in de informatie van 6 juni 2019 aanleiding had moeten zien om een deskundige te benoemen. Daartoe heeft appellante gesteld dat haar ziektebeeld complex en bijzonder is, en dat als een bij uitstek op dat terrein deskundig specialist expliciet meldt dat hij van mening is dat appellante niet in staat is tot de door het Uwv aangenomen urenbelasting, het niet denkbaar is dat van twijfel geen sprake zou zijn. Appellante heeft de Raad dan ook verzocht over te gaan tot benoeming van een deskundige. Tot slot heeft appellante gewezen op de door het Uwv per 1 september 2018 opgestelde FML, waarin (onder meer) een urenbeperking van tien uur per week is opgenomen, en het feit dat het Uwv met terugwerkende kracht tot september 2018 de mate van arbeidsongeschiktheid heeft vastgesteld op 80 tot 100%. Appellante heeft benadrukt dat haar medische problematiek niet is gewijzigd in de periode van 19 februari 2018 tot 1 september 2018.
20 april 2018 (slechts) sprake was van een urenbeperking van vier uur per dag en twintig uur per week. De rapporten van 11 juni 2019 en 17 juni 2019, waarin een magere motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is neergelegd waarom voorbijgegaan wordt aan de visie van hematoloog Raymakers, en het in hoger beroep uitgebrachte rapport van
21 augustus 2020 van de verzekeringsarts bezwaar en beroep overtuigen niet. Bij dit oordeel speelt ook een rol dat bij appellante sprake is van progressieve vermoeidheid, en dat ook de motivering van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat (desalniettemin) pas per
1 september 2018 sprake is van een verdere urenbeperking niet voldoende overtuigend is.
19 februari 2018 en 20 april 2018 vastgestelde urenbeperking van vier uur per dag en twintig uur per week heeft gemotiveerd en inmiddels per 1 september 2018 een urenbeperking van tien uur per week heeft aangenomen, wordt het in dit stadium niet aangewezen geacht het Uwv in de gelegenheid te stellen nader te motiveren dat per 19 februari 2018 en 20 april 2018 toch sprake dient te zijn van een urenbeperking van twintig uur per week. Dit betekent dat de Raad de omvang van de urenbeperking per 19 februari 2018 en 20 april 2018 zelf zal vaststellen. Aansluitend bij de, ook door de verzekeringsarts bezwaar en beroep genoemde, in de Standaard duurbelastbaarheid in Arbeid neergelegde hoofdregel dat de duurbelastbaarheid wordt vastgelegd in stappen van twee uur per dag, zal de urenbeperking per 19 februari 2018 en 20 april 2018 vastgesteld worden op twee uur per dag en tien uur per week.
BESLISSING
- vernietigt de aangevallen uitspraak;
- verklaart het beroep tegen het besluit van 15 oktober 2018 gegrond en vernietigt dit besluit;
- draagt het Uwv op een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak en bepaalt dat beroep tegen dit besluit slechts bij de Raad kan worden ingesteld;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellante tot een bedrag van € 2.100, -;
- bepaalt dat het Uwv aan appellante het in hoger beroep betaalde griffierecht van € 174,- vergoedt.