ECLI:NL:CRVB:2020:3155
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Weigering WIA-uitkering wegens gebrek aan toegenomen beperkingen
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 15 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de weigering van een WIA-uitkering aan appellante. Appellante, die sinds 3 juli 2013 arbeidsongeschikt was, had in 2015 een WIA-uitkering ontvangen, maar het Uwv weigerde in 2017 opnieuw een uitkering toe te kennen, omdat er geen toegenomen beperkingen waren vastgesteld die voortvloeiden uit dezelfde ziekteoorzaak. De rechtbank Zeeland-West-Brabant had eerder het bezwaar van appellante tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
De Raad heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. Appellante had in 2017 aangegeven dat haar gezondheid was verslechterd, maar de verzekeringsarts van het Uwv concludeerde dat er geen significante veranderingen waren ten opzichte van de eerdere beoordeling in 2016. De rechtbank oordeelde dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de rapporten van de verzekeringsartsen voldoende rekening hielden met de klachten van appellante. De Raad onderschreef dit oordeel en concludeerde dat het Uwv op juiste gronden had geweigerd de WIA-uitkering toe te kennen.
De Raad bevestigde de uitspraak van de rechtbank en wees het verzoek van appellante om schadevergoeding af, omdat er geen grond was voor een veroordeling tot schadevergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische beoordelingen en de noodzaak voor appellanten om nieuwe medische informatie te overleggen in hoger beroep.