ECLI:NL:CRVB:2020:322
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling stellen van aanvraag om bijstand en afwijzing op grond van onduidelijke woonsituatie
In deze zaak heeft appellant op 21 juni 2017 een aanvraag om bijstand ingediend op grond van de Participatiewet (PW). Hij gaf aan inwonend te zijn bij een vriend op een opgegeven adres in Rotterdam, maar kon zich daar niet inschrijven. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam heeft appellant verzocht om aanvullende informatie, maar hij heeft niet volledig gereageerd. Op 1 augustus 2017 heeft het college de aanvraag buiten behandeling gesteld omdat appellant niet alle gevraagde gegevens had ingeleverd. Appellant diende op 3 augustus 2017 opnieuw een aanvraag in, maar ook deze werd afgewezen op 24 oktober 2017 wegens onvoldoende informatie over zijn leefsituatie en financiële situatie. De rechtbank heeft de beroepen van appellant tegen deze besluiten ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft de Centrale Raad van Beroep de aangevallen uitspraken bevestigd. De Raad oordeelde dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen en dat appellant niet aan zijn inlichtingenverplichting had voldaan. De Raad benadrukte dat controleerbare gegevens over de woon- en leefsituatie essentieel zijn voor het vaststellen van het recht op bijstand. De terugvordering van de voorschotten werd eveneens bevestigd, omdat appellant geen zelfstandige gronden had aangevoerd tegen deze terugvordering.