Uitspraak
18.1010 ZW
mr. Seker. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W. de Rooy-Bal.
OVERWEGINGEN
BESLISSING
H. Spaargaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 18 december 2020.
Centrale Raad van Beroep
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 18 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellant, die als restaurantmedewerker werkte, had zich ziekgemeld en ontving een uitkering op grond van de Ziektewet. Het Uwv beëindigde zijn ZW-uitkering per 10 oktober 2016, na te hebben vastgesteld dat appellant geschikt was voor zijn maatgevende arbeid. Appellant was het niet eens met deze beslissing en stelde dat het medisch onderzoek onzorgvuldig was, omdat de verzekeringsartsen geen informatie hadden opgevraagd bij de behandelend sector. De rechtbank had het beroep van appellant tegen het besluit van het Uwv ongegrond verklaard, en in hoger beroep herhaalde appellant zijn eerdere gronden zonder nieuwe onderbouwing.
De Centrale Raad van Beroep oordeelde dat de rechtbank terecht had geoordeeld dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd. De Raad onderschreef de overwegingen van de rechtbank en concludeerde dat er geen aanleiding was om te twijfelen aan de juistheid van de door de verzekeringsarts aangenomen belastbaarheid van appellant. De Raad stelde vast dat appellant in hoger beroep geen nieuwe medische informatie had ingebracht die het oordeel van de rechtbank kon ondermijnen. De conclusie was dat het hoger beroep niet slaagde en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De uitspraak werd gedaan door mr. A.T. de Kwaasteniet, met H. Spaargaren als griffier.