ECLI:NL:CRVB:2020:3270
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, die op 10 maart 2020 was gedaan. De rechtbank had op die datum een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/4001. De appellant ontving de uitspraak echter pas later, omdat de aangetekend verzonden brief onbestelbaar was geretourneerd. De rechtbank heeft de uitspraak op 26 juni 2020 opnieuw per gewone post verzonden, maar maakte daarbij duidelijk dat deze tweede verzending geen invloed had op de termijn voor het indienen van hoger beroep.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. Het beroepschrift van de appellant werd op 4 september 2020 ontvangen, maar de poststempel op de envelop wees uit dat het pas op 17 augustus 2020 ter post was bezorgd. Dit betekent dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien het na afloop van de termijn was ontvangen.
De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor een niet-ontvankelijkverklaring te worden achterwege gelaten indien de indiener niet in verzuim is geweest, de argumenten van de appellant niet voldoende waren om aan te tonen dat hij niet in verzuim was. De Raad verklaarde het hoger beroep derhalve niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier.