ECLI:NL:CRVB:2020:3270

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
17 december 2020
Publicatiedatum
22 december 2020
Zaaknummer
20/3111 AOW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens termijnoverschrijding

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 17 december 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van een appellant tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellant had hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank, die op 10 maart 2020 was gedaan. De rechtbank had op die datum een uitspraak gedaan in de zaak met nummer 19/4001. De appellant ontving de uitspraak echter pas later, omdat de aangetekend verzonden brief onbestelbaar was geretourneerd. De rechtbank heeft de uitspraak op 26 juni 2020 opnieuw per gewone post verzonden, maar maakte daarbij duidelijk dat deze tweede verzending geen invloed had op de termijn voor het indienen van hoger beroep.

De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, en deze termijn begint te lopen vanaf de dag na de bekendmaking van de uitspraak. Het beroepschrift van de appellant werd op 4 september 2020 ontvangen, maar de poststempel op de envelop wees uit dat het pas op 17 augustus 2020 ter post was bezorgd. Dit betekent dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, aangezien het na afloop van de termijn was ontvangen.

De Centrale Raad van Beroep overwoog dat, hoewel er mogelijkheden zijn voor een niet-ontvankelijkverklaring te worden achterwege gelaten indien de indiener niet in verzuim is geweest, de argumenten van de appellant niet voldoende waren om aan te tonen dat hij niet in verzuim was. De Raad verklaarde het hoger beroep derhalve niet-ontvankelijk en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, met T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier.

Uitspraak

Datum uitspraak: 17 december 2020
20/3111 AOW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:54 en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2020, 19/4001 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats], Marokko (appellant)
de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

PROCESVERLOOP

Appellant heeft hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN

Ingevolge artikel 6:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang met de artikelen 6:7, 6:8, 6:9 en 6:11 van die wet geldt het volgende.
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Deze termijn gaat in met ingang van de dag na die waarop de aangevallen uitspraak door middel van de toezending van een afschrift aan partijen is bekendgemaakt.
Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.
De uitspraak waartegen hoger beroep is ingesteld is op 10 maart 2020 in afschrift aan partijen toegezonden. Uit de gedingstukken blijkt dat de aangetekend verzonden brief van 10 maart 2020 onbestelbaar aan de rechtbank is geretourneerd. De rechtbank heeft de aangevallen uitspraak vervolgens op 26 juni 2020 per gewone post nogmaals aan appellant gestuurd met de mededeling dat deze tweede verzending geen verandering brengt in de termijn voor het instellen van hoger beroep.
Het beroepschrift is op 4 september 2020 ontvangen. Het is, gezien de poststempel op de enveloppe, op 17 augustus 2020 ter post bezorgd.
Op grond hiervan moet worden geoordeeld dat het beroepschrift niet tijdig is ingediend.
Ten aanzien van een na afloop van de beroepstermijn ingediend beroepschrift blijft niet‑ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
Bij brief van 17 september 2020 is aan appellant gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding.
Appellant heeft daarop bij brief van 22 oktober 2020 geantwoord.
Wat appellant heeft aangevoerd, bevat geen grond waarop redelijkerwijs kan worden geoordeeld dat appellant niet in verzuim is geweest.
Het hoger beroep is kennelijk niet-ontvankelijk, zodat zonder verder onderzoek kan worden beslist.
Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door M.A.H. van Dalen-van Bekkum, in tegenwoordigheid van
T. Hemelrijk-van den Oudenalder als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 17 december 2020.
(getekend) M.A.H. van Dalen-van Bekkum
(getekend) T. Hemelrijk-van den Oudenalder
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan binnen zes weken na de verzending van het afschrift van deze uitspraak schriftelijk verzet doen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA UTRECHT. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld te worden gehoord.