ECLI:NL:CRVB:2020:3408

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
22 december 2020
Publicatiedatum
28 december 2020
Zaaknummer
19/322 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens termijnoverschrijding in sociale zekerheidszaak

In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 22 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft een aanvraag van appellante voor bijzondere bijstand voor tandartskosten, die door het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar buiten behandeling was gesteld. De rechtbank had het beroep van appellante tegen het besluit van het college niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroep te laat was ingediend. Appellante stelde dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, omdat zij niet op de hoogte was gesteld van het bestreden besluit door haar toenmalige gemachtigde, die het besluit naar een onjuist adres had gestuurd.

De Raad overwoog dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van beroep en dat het handelen of nalaten van haar gemachtigde voor haar risico komt. De Raad concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de termijnoverschrijding verschoonbaar konden maken. De rechtbank had terecht geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk was en het hoger beroep van appellante werd afgewezen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, met verbetering van gronden. Er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken.

Deze uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroepschriften en de verantwoordelijkheid van appellanten voor de handelingen van hun gemachtigden.

Uitspraak

19 322 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 22 december 2020
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van
14 december 2018, 17/6265 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Zevenaar (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft mr. M.A. van de Weerd, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 september 2020. Mr. Van de Weerd heeft via videobellen aan de zitting deelgenomen. Appellante heeft telefonisch aan de zitting deelgenomen. Het college heeft zich niet laten vertegenwoordigen.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Bij besluit van 5 juli 2017 heeft het college de aanvraag van appellante om bijzondere bijstand voor tandartskosten buiten behandeling gesteld.
1.2.
Bij besluit van 28 september 2017 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar ongegrond verklaard en de aanvraag afgewezen.
1.3.
Namens appellante heeft mr. Van de Weerd op 20 november 2017 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit niet-ontvankelijk verklaard omdat het beroep te laat is ingesteld en niet kon worden beoordeeld of de termijnoverschrijding verschoonbaar was.
3. Het beroep strekt ertoe dat haar beroep bij de rechtbank ontvankelijk wordt verklaard omdat de termijnoverschrijding verschoonbaar is en dat de aanvraag inhoudelijk wordt beoordeeld. Appellante heeft aangevoerd dat zij niet in staat was op de zitting van de rechtbank te verschijnen en dat de rechtbank de zaak had moeten aanhouden om haar gelegenheid te geven haar standpunt over de verschoonbaarheid toe te lichten. Zij is pas na afloop van de beroepstermijn via een e-mailbericht van haar toenmalige gemachtigde op de hoogte geraakt van het bestreden besluit en mr. Van de Weerd heeft vervolgens direct beroep ingesteld bij de rechtbank. Haar toenmalige gemachtigde zou, aldus appellante, het bestreden besluit bij brief van 10 oktober 2017 naar een onjuist adres hebben gestuurd met de mededeling dat geen beroep wordt ingesteld. De op dat adres wonende ex-partner heeft appellante hiervan niet op de hoogte gebracht. Daarom had de rechtbank de termijnoverschrijding verschoonbaar moeten verklaren.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Wat appellante heeft aangevoerd over aanhouding van de zaak, komt er op neer dat de rechtbank in strijd met artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), het onderzoek niet na de zitting heeft heropend. Deze beroepsgrond slaagt niet. De behandeling ter zitting bij de rechtbank was eerder op verzoek van appellante diverse keren uitgesteld en mr. Van de Weerd heeft bij brief van 29 november 2018 aan de rechtbank meegedeeld dat appellante noch hijzelf die dag ter zitting zullen verschijnen, en heeft verzocht zaak af te doen op de voorliggende stukken. Niet valt in te zien waarom de rechtbank ambtshalve aanleiding had moeten zien om het beroep nogmaals op een zitting te behandelen.
4.2.
De beroepsgrond dat de termijnoverschrijding verschoonbaar is, slaagt evenmin.
4.2.1.
Niet in geschil is dat appellante het beroep tegen het bestreden besluit na afloop van de in artikel 6:7 van de Awb genoemde termijn van zes weken heeft ingediend.
4.2.2.
In artikel 6:11 van de Awb is, voor zover hier van belang, bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
4.2.3.
Voorop staat dat appellante zelf verantwoordelijk is voor het tijdig indienen van beroep. Appellante werd in de bezwaarprocedure vertegenwoordigd door een gemachtigde aan wie het bestreden besluit is toegestuurd. Volgens vaste rechtspraak (uitspraak van 17 september 2013, ECLI:NL:CRVB:2013:1800) komt het handelen of nalaten van een persoon aan wie een betrokkene zijn belangen heeft toevertrouwd voor risico van die betrokkene. Alleen in zeer uitzonderlijke gevallen kan hiervan worden afgeweken. Daarvan is geen sprake. Dat de toenmalige gemachtigde van appellante ervoor heeft gekozen om het bestreden besluit naar het adres van de ex-partner van appellante te sturen, waar appellante naar eigen zeggen op dat moment niet meer woonde, en dat die gemachtigde geen beroep heeft ingesteld, komt voor rekening en risico van appellante en kan niet leiden tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding.
4.3.
Uit 4.1 tot en met 4.2.3 volgt dat de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het hoger beroep slaagt niet. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak met verbetering van gronden voor bevestiging in aanmerking komt.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door M. van Paridon, in tegenwoordigheid van D. Bakker als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2020.
(getekend) M. van Paridon
(getekend) D. Bakker