ECLI:NL:CRVB:2020:3442
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake AOW-verzekering en vertrouwensbeginsel
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 24 december 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam. De appellante, die in 1995 naar Frankrijk emigreerde, stelde dat zij verzekerd zou blijven voor de AOW op basis van een brief van het GAK uit 1995. De Raad oordeelde dat deze brief niet kan worden beschouwd als een toezegging voor onbepaalde tijd. De appellante was op meerdere momenten op de hoogte gesteld van de beëindiging van haar verplichte AOW-verzekering per 1 januari 2000, en dat zij de mogelijkheid had om zich vrijwillig te verzekeren. De Raad concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat de Sociale Verzekeringsbank (Svb) de appellante als AOW-verzekerde moest beschouwen. Het hoger beroep van de appellante werd afgewezen en de aangevallen uitspraak werd bevestigd. De Raad oordeelde dat de Svb tijdig en duidelijk had gecommuniceerd over de wetswijzigingen en de gevolgen daarvan voor de appellante.