ECLI:NL:CRVB:2020:406
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering na auto-ongeval
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 20 februari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de toekenning van een WIA-uitkering aan appellant, die na een auto-ongeval in 2014 met nek- en schouderklachten en psychische problemen te maken kreeg. Appellant had eerder een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, maar het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) had deze aanvraag afgewezen, omdat appellant minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. De rechtbank Amsterdam had het bezwaar van appellant tegen deze beslissing ongegrond verklaard.
In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat zijn beperkingen zijn onderschat en dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Hij verwees naar een afwijkend oordeel van een arbeidsdeskundige en naar medische verklaringen die zijn standpunt ondersteunden. De Centrale Raad van Beroep heeft echter de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep had overtuigend gemotiveerd dat appellant in staat was om maximaal 8 uur per dag te werken, rekening houdend met zijn beperkingen.
De Raad oordeelde dat er geen nieuwe medische gegevens waren ingediend die aanleiding gaven tot twijfel aan de eerdere conclusies van de verzekeringsarts. De rechtbank had terecht geoordeeld dat appellant in staat moest worden geacht de geselecteerde functies te vervullen, ondanks zijn beperkingen. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en er werd geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.