ECLI:NL:CRVB:2020:602
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Verlaging van bijstand wegens tekortschietend verantwoordelijkheidsbesef bij verhuizing naar Nederland
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 3 maart 2020 uitspraak gedaan in het hoger beroep van appellante tegen de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Appellante, die voorheen woonachtig was op Curaçao, heeft zich op 21 februari 2017 uitgeschreven uit het bevolkingsregister en is op 24 februari 2017 naar Nederland verhuisd. Op 14 maart 2017 heeft zij haar baan op Curaçao opgezegd. Het college heeft op 9 juni 2017 bijstand aan appellante toegekend, maar heeft op 11 september 2017 besloten om de bijstand met 30% te verlagen voor de duur van een maand. Dit besluit werd gehandhaafd bij een later besluit op 19 januari 2018.
De verlaging van de bijstand was gebaseerd op het feit dat appellante blijk had gegeven van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor haar voorziening in het bestaan. Appellante heeft aangevoerd dat zij geen verwijtbaar handelen heeft gepleegd, omdat zij in een overmachtssituatie verkeerde door een onterechte detentie bij aankomst in Nederland. De Raad oordeelde echter dat appellante, door zich uit te schrijven uit het bevolkingsregister op Curaçao en haar intentie om zich in Nederland te vestigen, niet had aangetoond dat zij zich voldoende had verzekerd van een inkomen. De Raad concludeerde dat er geen dringende redenen waren om de maatregel te heroverwegen en dat het hoger beroep van appellante niet slaagde.
De uitspraak bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank Rotterdam en er werd geen veroordeling in de proceskosten uitgesproken. De beslissing is openbaar uitgesproken en is vastgelegd in een proces-verbaal.