ECLI:NL:CRVB:2020:636
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzet wegens termijnoverschrijding in hoger beroep AOW
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 maart 2020 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een verzet dat door appellante was ingediend tegen een eerdere uitspraak van de Raad. De appellante had hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 8 juni 2018, maar haar hoger beroep was op 28 maart 2019 niet-ontvankelijk verklaard omdat het griffierecht niet tijdig was betaald. Appellante heeft vervolgens verzet aangetekend, maar dit verzet is ter zitting van 24 januari 2020 behandeld, waarbij beide partijen niet verschenen.
De Raad heeft vastgesteld dat het verzetschrift op de laatste dag van de termijn was gepost, maar niet binnen de vereiste termijn bij de Raad was ontvangen. De termijn voor het indienen van het verzetschrift was overschreden, en er waren geen feiten of omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De Raad heeft appellante in een brief van 22 mei 2019 gevraagd naar de reden van de termijnoverschrijding, maar hierop heeft zij niet gereageerd. Gezien deze omstandigheden heeft de Centrale Raad van Beroep het verzet niet-ontvankelijk verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van processtukken en de gevolgen van termijnoverschrijding in bestuursrechtelijke procedures. De beslissing is openbaar uitgesproken en ondertekend door de voorzitter en de griffier.