ECLI:NL:CRVB:2020:666
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake toekenning loongerelateerde WGA-uitkering en arbeidsongeschiktheid na verkeersongeval
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van appellante tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland, die op 4 september 2017 een eerdere beslissing van het Uwv over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering heeft bevestigd. Appellante, die als program funding officer werkte, meldde zich op 1 februari 2014 ziek na een verkeersongeval. De verzekeringsarts concludeerde dat zij 50,62% arbeidsongeschikt was en heeft haar een WGA-uitkering toegekend. Na bezwaar en een aanvullend onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep, werd de eerdere beslissing van het Uwv in stand gehouden. De rechtbank oordeelde dat de FML (Functionele Mogelijkhedenlijst) in beroep was aangepast en dat de geselecteerde functies geschikt waren voor appellante.
In hoger beroep herhaalt appellante haar standpunten dat haar mogelijkheden zijn overschat en dat er ten onrechte geen urenbeperking is aangenomen. Het Uwv heeft rapporten ingediend ter ondersteuning van hun standpunt dat de eerdere beslissing juist was. De Centrale Raad van Beroep heeft de conclusies van de rechtbank onderschreven en vastgesteld dat de FML correct was vastgesteld. De Raad oordeelt dat er geen aanleiding is voor het aannemen van meer beperkingen en dat de geselecteerde functies de belastbaarheid van appellante niet overschrijden. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.