ECLI:NL:CRVB:2020:672
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- J.T.H. Zimmerman
- Rechtspraak.nl
Buiten behandeling laten van aanvraag om bijstand wegens niet tijdig verstrekken van noodzakelijke gegevens
In deze zaak heeft appellante op 23 november 2016 bijstand aangevraagd, maar haar aanvraag werd afgewezen door het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad op 4 januari 2017. De afwijzing was gebaseerd op het feit dat appellante niet aannemelijk had gemaakt dat zij haar hoofdverblijf op het opgegeven adres had. Na een eerdere afwijzing van een aanvraag om bijstand, diende appellante op 9 februari 2017 opnieuw een aanvraag in. Het college verzocht appellante om vóór 7 maart 2017 bepaalde gegevens te verstrekken, waaronder bewijzen van huurbetaling en bankafschriften. Appellante heeft deze gegevens echter niet tijdig aangeleverd, wat leidde tot het buiten behandeling stellen van haar aanvraag op 9 maart 2017.
De rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep tegen het besluit van het college ongegrond. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat de gevraagde gegevens niet noodzakelijk waren voor de beoordeling van haar recht op bijstand. De Centrale Raad van Beroep oordeelde echter dat de gegevens wel degelijk noodzakelijk waren, gezien de eerdere afwijzing van haar aanvraag. Appellante voerde aan dat de hersteltermijn te kort was, maar de Raad oordeelde dat de termijn van twee weken niet onredelijk kort was en dat appellante zelf om verlenging had kunnen vragen.
De Raad bevestigde de beslissing van de rechtbank en oordeelde dat het college bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen. De uitspraak werd gedaan door J.T.H. Zimmerman, in tegenwoordigheid van R.I.S. van Haaren als griffier, en werd openbaar uitgesproken op 17 maart 2020.