ECLI:NL:CRVB:2020:744

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
20 maart 2020
Publicatiedatum
23 maart 2020
Zaaknummer
18/4501 WLZ
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) na medisch advies van CIZ

In deze zaak heeft appellante, geboren in 1973 en bekend met hypothyreoïdie en neurologische symptomen, op 27 november 2016 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze aanvraag werd op 13 januari 2017 door het CIZ afgewezen. Het CIZ heeft bij een later besluit op 26 oktober 2017 het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarbij het zich baseerde op een medisch advies van 20 juli 2017. Dit advies concludeerde dat, hoewel er sprake was van een somatische aandoening, er geen blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet zelfstandig kan wonen en dat het onderzoek van het CIZ niet zorgvuldig is geweest.

De rechtbank Noord-Holland heeft in haar uitspraak van 5 juli 2018 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het CIZ zijn beslissing op de beschikbare informatie heeft mogen baseren, aangezien appellante geen nadere medische informatie heeft verstrekt en geen toestemming heeft gegeven voor het inwinnen van aanvullende gegevens. In hoger beroep heeft appellante haar eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18.4501 WLZ

Datum uitspraak: 20 maart 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 5 juli 2018, 17/5395 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[Appellante] te [woonplaats] (appellante)

CIZ

PROCESVERLOOP
Namens appellante heeft mr. G. Martin, advocaat, hoger beroep ingesteld.
CIZ heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2020. Namens appellante is mr. Martin verschenen. CIZ heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. J.E. Koedood.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellante, geboren in 1973, is onder meer bekend met hypothyreoïdie en een beeld van neurologische symptomen. Appellante heeft op 27 november 2016 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz).
1.2.
Bij besluit van 13 januari 2017 heeft CIZ deze aanvraag afgewezen.
1.3.
CIZ heeft bij besluit van 26 oktober 2017 (bestreden besluit) het bezwaar tegen het besluit van 13 januari 2017 ongegrond verklaard. CIZ heeft daaraan een medisch advies van de medisch adviseur van CIZ van 20 juli 2017 (medisch advies) ten grondslag gelegd. Op basis van het medisch advies heeft CIZ zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van een somatische aandoening maar dat die niet tot een blijvende behoefte leidt aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Appellante komt daarom niet in aanmerking voor zorg op grond van de Wlz.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank heeft daartoe, voor zover van belang, overwogen dat het onderzoek van CIZ zorgvuldig is geweest. Nu appellante geen nadere medische informatie heeft verstrekt en evenmin een machtiging heeft afgegeven waarmee CIZ nadere medische informatie heeft kunnen inwinnen, heeft CIZ zijn beslissing kunnen en mogen baseren op de beschikbare informatie. Hieruit volgt dat een blijvende behoefte aan permanent toezicht of aan 24 uur per dag zorg in de nabijheid ontbreekt.
3. Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Zij heeft, samengevat, aangevoerd dat zij niet in staat is om zelfstandig te wonen en te alarmeren. Het onderzoek in bezwaar is niet zorgvuldig geweest, zodat het bestreden besluit ondeugdelijk is gemotiveerd. Appellante heeft een blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
De Raad verenigt zich met het oordeel van de rechtbank en onderschrijft de overwegingen waarop dat oordeel berust. De Raad voegt hier het volgende aan toe.
4.2.
De rechtbank is met juistheid tot de conclusie gekomen dat CIZ het bestreden besluit op het medisch advies heeft kunnen baseren. Appellante heeft in hoger beroep herhaald wat zij bij de rechtbank heeft aangevoerd. Daaraan heeft zij toegevoegd dat het uitblijven van haar medewerking en toestemming om nadere medische gegevens te verkrijgen niet in redelijkheid heeft kunnen leiden tot het oordeel van de rechtbank dat CIZ zich op de beschikbare informatie heeft mogen baseren. In wat appellante in hoger beroep naar voren heeft gebracht heeft de Raad geen steun gevonden om tot een ander oordeel te komen dan dat waartoe de rechtbank is gekomen. Appellante heeft, ook in hoger beroep, geen nadere onderbouwing gegeven voor haar stelling dat er sprake is van een wettelijke grondslag die meebrengt dat zij een blijvende behoefte heeft aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Daarnaast is ter zitting gebleken dat appellante momenteel zelfstandig woont met begeleiding.
4.3.
Uit 4.1 en 4.2 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van H. Spaargaren als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 20 maart 2020.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) H. Spaargaren