ECLI:NL:CRVB:2020:744
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) na medisch advies van CIZ
In deze zaak heeft appellante, geboren in 1973 en bekend met hypothyreoïdie en neurologische symptomen, op 27 november 2016 een aanvraag ingediend voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Deze aanvraag werd op 13 januari 2017 door het CIZ afgewezen. Het CIZ heeft bij een later besluit op 26 oktober 2017 het bezwaar tegen de afwijzing ongegrond verklaard, waarbij het zich baseerde op een medisch advies van 20 juli 2017. Dit advies concludeerde dat, hoewel er sprake was van een somatische aandoening, er geen blijvende behoefte aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid was. Appellante heeft in hoger beroep aangevoerd dat zij niet zelfstandig kan wonen en dat het onderzoek van het CIZ niet zorgvuldig is geweest.
De rechtbank Noord-Holland heeft in haar uitspraak van 5 juli 2018 het beroep van appellante tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het CIZ zijn beslissing op de beschikbare informatie heeft mogen baseren, aangezien appellante geen nadere medische informatie heeft verstrekt en geen toestemming heeft gegeven voor het inwinnen van aanvullende gegevens. In hoger beroep heeft appellante haar eerdere argumenten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep heeft de overwegingen van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat het hoger beroep niet slaagt. De Raad bevestigt de aangevallen uitspraak en oordeelt dat er geen aanleiding is voor een veroordeling in de proceskosten.