ECLI:NL:CRVB:2020:833

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
1 april 2020
Publicatiedatum
1 april 2020
Zaaknummer
19/1172 VALYS
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van hoog persoonlijk kilometerbudget voor rolstoelafhankelijke appellant met psychische en lichamelijke klachten

In deze zaak gaat het om de toekenning van een hoog persoonlijk kilometerbudget (pkb) aan een rolstoelafhankelijke appellant, die lijdt aan diverse lichamelijke en psychische aandoeningen. De Centrale Raad van Beroep heeft op 1 april 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere beslissing van de rechtbank Overijssel. De FMMU Advies B.V. had de aanvraag van de appellant voor een hoog pkb afgewezen, omdat de appellant, ondanks zijn beperkingen, in staat werd geacht om met begeleiding met de trein te reizen. De Raad oordeelt dat de maatvoering van de rolstoel van de appellant binnen de door de NS toegestane afmetingen blijft, mits de beensteunen in licht gebogen stand staan. De centrale vraag was of de appellant gedurende langere tijd met licht gebogen knieën kan zitten. De FMMU heeft zich op basis van medische adviezen op het standpunt gesteld dat er geen bewijs is dat de appellant zijn knieën niet langer dan 20 minuten licht gebogen kan houden. De Raad heeft de argumenten van de appellant, die stelde dat hij door zijn klachten niet in staat is om met de trein te reizen, niet overtuigend geacht. De Raad bevestigt de eerdere uitspraak van de rechtbank en oordeelt dat de door de appellant aangevoerde omstandigheden geen aanleiding geven om af te wijken van de toekenningscriteria voor het hoog pkb. De Raad heeft begrip voor de situatie van de appellant, maar dit leidt niet tot een andere beslissing.

Uitspraak

19.1172 VALYS

Datum uitspraak: 1 april 2020
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 6 maart 2019, 18/1410 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
FMMU Advies B.V. (FMMU)
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. S. Klootwijk, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Namens de FMMU heeft mr. E.S. Träger een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben nadere stukken ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 4 maart 2020. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Klootwijk. De FMMU heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. K. Gomes, bijgestaan door arts P.C. Dijkgraaf.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Appellant, geboren in 1963, is bekend met diverse lichamelijke en psychische aandoeningen. Hij is volledig rolstoelafhankelijk. Appellant beschikt over een Valyspas met een standaard persoonlijk kilometerbudget (pkb). Hij heeft bij de FMMU een aanvraag ingediend om toekenning van een hoog pkb.
1.2.
De FMMU heeft de aanvraag van appellant bij besluit van 11 mei 2018, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 19 juli 2018 (bestreden besluit), afgewezen. Hieraan is ten grondslag gelegd dat bij de beoordeling van een aanvraag om een hoog pkb de criteria worden gehanteerd die zijn neergelegd in het Indicatieprotocol Hoog Persoonlijk Kilometer Budget (Protocol), waaronder het criterium dat de aanvrager door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is, al dan niet met begeleiding, met de trein te reizen. Aan dit criterium wordt niet voldaan. Duidelijk is dat appellant niet zelfstandig met de trein kan reizen, maar hij wordt door de medisch adviseurs wel met begeleiding hiertoe in staat geacht. Als appellant met licht gebogen knieën zit, blijft de maatvoering binnen de grenzen van de door de NS toegestane afmetingen. Verder kan appellant voor het reizen met de trein gebruik maken van NS-assistentie en Valys Begeleid. Appellant komt daarom niet in aanmerking voor een hoog pkb.
2. De rechtbank heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding voor twijfel aan het standpunt van de FMMU dat appellant in staat moet worden geacht om met begeleiding met de trein te kunnen reizen. Dit standpunt is onderbouwd door meerdere artsen. De FMMU heeft overtuigend gemotiveerd dat de afmetingen van appellants rolstoel binnen de normen van de NS vallen en dat het daarbij niet noodzakelijk is om de beensteunen van de rolstoel af te nemen als appellant met licht gebogen knieën in de rolstoel zit. Uit medische informatie blijkt dat een lichte buiging van de knie mogelijk is als appellant zich in zittende positie bevindt. Appellant heeft geen medische informatie overgelegd waaruit het tegendeel blijkt. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de FMMU had moeten afwijken van de in het Protocol neergelegde toekenningscriteria is niet gebleken.
3.1.
Appellant heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Hij heeft betoogd dat hij voor een hoog pkb in aanmerking komt, omdat hij vanwege zijn chronische lichamelijke en psychische klachten niet in staat is met de trein te reizen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft hij in hoger beroep onder meer een medisch advies van B. Mulder van JPH Consult van 26 september 2019, brieven van zijn behandelend psycholoog drs. E. Hajas, een brief van sociaal psychiatrisch verpleegkundige S. Faber-Raap, een brief van revalidatiearts A. Kap van 27 mei 2019 en een brief van het Sociaal Wijkteam van de gemeente Zwolle van 15 mei 2019 ingediend. Appellant betwist dat hij zijn knieën gedurende langere tijd licht gebogen kan houden. Dit leidt tot te veel pijn. Hij moet daarom de beensteunen van zijn rolstoel in gestrekte stand houden en dan voldoet de maatvoering niet aan de door de NS toegestane afmetingen. Daarnaast ervaart appellant angst- en paniekklachten en hyperventilatie bij het reizen met de trein, wat gevaarlijk is in verband met zijn astma, en kan hij vanwege zijn psychische klachten, waaronder PTSS, niet met mensen omgaan in de trein. Tot slot heeft appellant betoogd dat de FMMU in zijn bijzondere omstandigheden aanleiding had moeten zien om van de toekenningscriteria in het Protocol af te wijken.
3.2.
De FMMU heeft verweer gevoerd en daarbij een aanvullend medisch advies van K.J. Kwant van 16 juli 2019 en een aanvullend medisch advies van Dijkgraaf van 25 november 2019 ingediend. De FMMU heeft onder verwijzing naar deze adviezen het standpunt gehandhaafd dat appellant, ondanks zijn lichamelijke en psychische belemmeringen, in staat moet worden geacht om met begeleiding met de trein te kunnen reizen.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
In het Protocol is bepaald dat een aanvrager in aanmerking komt voor een hoog pkb als:
“1. de aanvrager beschikt over een Wmo-vervoersvoorziening, een Wmo-rolstoel, scootmobiel of OV-begeleiderskaart en
2. gebruik moet maken van een rolstoel of scootmobiel waarvan gewicht, en/of maatvoering in combinatie met de aanvrager (de zogenaamde ‘mens-machinecombinatie’) zodanig is dat deze de grenzen van mogelijkheid tot hulpverlening door de NS overschrijden en/of
3. door persoonsgebonden medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met de trein te reizen.
(…)
FMMU gaat er bij de beoordeling van uit dat pashouders bij het reizen zo nodig gebruik maken van individuele begeleiding en/of de door NS en Valys ter beschikking gestelde voorzieningen, zoals (…) NS-assistentieverlening.”
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat de maatvoering van de rolstoel van appellant blijft binnen de grenzen van de door de NS toegestane afmetingen als de beensteunen van de rolstoel in licht gebogen stand staan. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of appellant gedurende langere tijd (meer dan 20 minuten) met licht gebogen knieën kan zitten. Kwant heeft in een aanvullend medisch advies van 28 september 2018 geconstateerd dat uit lichamelijk onderzoek, uitgevoerd door revalidatiearts Kap, volgt dat een buiging van de knie van ongeveer 45 graden mogelijk is en daarmee het betreden van de trein. Kwant komt in een aanvullend medisch advies van 15 november 2018 tot de conclusie dat er geen medische reden is waarom appellant zijn been na 20 minuten weer zou moeten strekken. Ook Dijkgraaf is, na bestudering van onder meer de medische stukken die appellant in hoger beroep heeft ingediend, niet gebleken van een (neurologische) diagnose waaruit zou volgen dat appellant zijn knieën niet langer dan 20 minuten gebogen kan houden. Appellant heeft het tegendeel niet aannemelijk gemaakt. Voor zover appellant heeft gewezen op enkele medische stukken waaruit zou volgen dat hij met gestrekte benen moet zitten, heeft Dijkgraaf ter zitting toegelicht dat in die stukken de bevindingen en de pijnbeleving van appellant zelf zijn weergegeven, en niet een medische beoordeling van de betreffende arts. De FMMU heeft zich op grond van de medische adviezen van Kwant en Dijkgraaf op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat appellant zijn knieën niet langer dan 20 minuten licht gebogen kan houden. Ten aanzien van het betoog van appellant dat hij niet in staat is om zelf zijn knieën te buigen, heeft de FMMU er terecht op gewezen dat een begeleider deze beweging bij appellant kan maken.
4.3.
Verder heeft de FMMU zich op het standpunt kunnen stellen dat niet is gebleken dat appellant door (andere) medische beperkingen van chronische aard vanuit strikt medische optiek niet in staat is met begeleiding met de trein te reizen. Appellant heeft in hoger beroep onder meer verwezen naar het medisch advies van Mulder van 26 september 2019, waarin deze concludeert dat de fysieke, psychische en psychosociale problemen voldoende aanwijzingen zijn om te stellen dat het voor appellant niet mogelijk is met de trein te reizen, mede vanwege praktische moeilijkheden die daarmee gepaard gaan. De pijn- en spanningsklachten, verhoogde prikkelbaarheid en agitatie liggen hieraan ten grondslag. Dijkgraaf heeft in reactie hierop verklaard dat uit de stukken niet naar voren komt dat appellant door de psychische klachten van appellant niet in staat is met de trein te reizen. Een begeleider kan appellant helpen bij zijn gevoel van stress en onveiligheid in de trein. Dijkgraaf acht hyperventilatie niet gevaarlijk voor appellant, waarbij hij opmerkt dat niet door een longarts is vastgesteld dat appellant astma heeft. Daarnaast heeft Kwant, in reactie op onder meer de brieven van Hajas, geconcludeerd dat appellant in behandeling is om beter om te kunnen gaan met zijn trauma’s en dat er nog verbetering kan plaatsvinden.
4.4.
Appellant heeft erop gewezen dat hij in het kader van andere regelingen (vervoers)voorzieningen heeft gekregen. Dit betekent echter niet dat hij voor een hoog pkb in aanmerking moet komen. Het gaat om verschillende regelingen met verschillende criteria.
4.5.
Met de rechtbank is de Raad van oordeel dat de door appellant aangevoerde omstandigheden geen aanleiding zijn om aan te nemen dat appellant, in afwijking van het beoordelingskader van het Protocol, toch in aanmerking komt voor een hoog pkb. De Raad heeft er begrip voor dat appellant het reizen per trein door zijn lichamelijke en psychische klachten als belastend ervaart, maar dit kan niet leiden tot het toekennen van een hoog pkb.
4.6.
Uit wat onder 4.1 tot en met 4.5 is overwogen volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door J.P.A. Boersma, in tegenwoordigheid van G.S.M. van Duinkerken als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 1 april 2020.
(getekend) J.P.A. Boersma
(getekend) G.S.M. van Duinkerken